'Hohe Wolken' - Hans am Ende
Een eerste kennismaking, zaterdag 10 maart
Zeer
binnenkort vertrek ik naar het Duitse Worpswede, een boerendorp dat
zich
aan het einde van de 19e eeuw -ver van de toonaangevende
kunstacademies-
ontwikkelde tot een bloeiende kunstenaarskolonie. Omgeven door
uitgestrekte
heidevelden die nauwelijks te betreden waren, ligt Worpswede, de
"beboste heuvel",
tegen de 57 meter hoge Weyerberg, een zandduin in het stroomgebied van
de Weser.
De Weyerberg vormde de enige mogelijkheid om zich te vestigen in dit
volkomen
onbegaanbare heidelandschap. Het land bracht echter weinig op en de
bewoners
vertrokken weer. Maar hun plaats werd ingenomen door de kunstenaars.
Wanneer
er zich in 1889 vijf schilders, die het academische leven beu waren,
kwamen vestigen,
begint de eigenlijke bloei van Worpswede. Ontdekker van het boerendorp
in het
Duivelsveen was kunststudent Fritz Mackensen, die er -onder de indruk
van het land-
schap en haar bewoners- elke zomer vertoefde, al snel gevolgd door zijn
medestudent
Otto Modersohn. In de nazomer van 1889 besloten zij, samen met Hans am
Ende,
de academie definitief de rug toe te keren en zo werd de
schildersvereniging van
Worpswede geboren. Schildersvrienden Fritz Overbeck en Heinrich Vogeler
volgden
en samen vormden zij de veelgenoemde "eerste Vijf". Zij voelden zich
aangetrokken
door de puurheid van de natuur en de eenvoud van de mensen. Het
weidelandschap
in de laagte van de Hamme, de diepbruine heide, de bizarre
wolkenformaties en de
fantastische lichteffecten in de vochtige moeraslucht waren een grote
bron van inspiratie
en rust, zo anders dan de pretentieuze historische taferelen die de
schilderkunst rond
die eeuwwisseling beheersten.
Vele kunstenaars, schilders, architecten, beeldhouwers, componisten en
schrijvers
zouden zich in de daarop volgende jaren in Worpswede vestigen. In 1897
kwam de
21-jarige schilderes Paula Becker naar het dorp als leerlinge van
Mackensen. Hier
leerde zijn Otto Modersohn kennen met wie zij, na de dood van zijn
eerste vrouw,
Helene Schröder, in 1901 trouwde. In november 1907 bracht Paula een
dochter ter
wereld. Twee maanden later overleed zij, slechts 31 jaren oud. Otto
Modersohn trok
zich terug in de buurt van Fischerhude.
Dit worden de hoofdpersonen van mijn verhaal, met wie ik voor het eerst
kennismaakte
op een tentoonstelling over Worpswede in museum Veluwezoom op kasteel
Doorwerth.
Hun inspiratiebron, het landschap, zal ook de mijne zijn. Mijn
uitdaging zal liggen in de
woorden van Rainer Maria Rilke over Worpswede:
"Und wie das alles
daliegt, nah und stark und so wirklich,
daß man es nicht
übersehen oder vergessen kann"
Ik ga het met mijn eigen ogen aanschouwen! De tijd is juist, het
voorjaar haalt de natuur
uit haar winterslaap. Het Duivelsveen roept... Ik meld mij vandaar!
'Die Wolke' - Otto
Modersohn
Een 'Hemelsche
Berg' in Worpswede, dinsdag
27 maart
“Het is een zeldzaam
land. Als men bovenop de kleine zandheuvel van Worpswede staat,
kan men helemaal
rondom kijken naar wat lijkt op een lappendeken,
die op een
donkere ondergrond vlakken met hel oplichtende bloemen laat zien.
Vlak ligt het
daar, bijna zonder vouwen, en de wegen en waterlopen voeren ver voorbij
de horizon.
Daar begint een
hemel van onbeschrijfelijke verandering en grootsheid…”
Op de Weyerberg (54,4 meter)
Zo beschreef
Rainer Maria Rilke in het jaar 1902 de schoonheid van het Worpsweder
landschap en ik prijs mij gelukkig, anno 2012, een paar dagen in deze
nog altijd
inspirerende omgeving te mogen verblijven. En nog wel op een heel
bijzondere plek,
namelijk in het voormalige Jugendstil woonhuis van de schilder Hans am
Ende, nu het
karakteristieke hotel Buchenhof. Hans am Ende
werd in 1864 in Trier geboren en stichtte
met een aantal bevriende schilders de kunstenaarskolonie Worpswede.
Zijn veel te
vroege dood in 1918, ten gevolge van een oorlogsverwonding, was er de
oorzaak van
dat zijn werk, in tegenstelling tot dat van de andere grondleggers,
minder aandacht kreeg.
Zijn harmonieuze huwelijk bracht geen nakomelingen voort die zich over
zijn kunst-
historische erfenis konden ontfermen en dat maakte een totaal overzicht
van zijn werk
erg moeilijk. Maar alles in
dit ‘huis’ ademt nog de sfeer van vroeger, alsof je Hans am Ende
nog zo zou kunnen tegenkomen in het halfduistere trappenhuis. Zijn
werken zijn hier alom
aanwezig, van zijn in olieverf genuanceerd gekleurde wolkenluchten
boven het landschap
van Worpswede tot zijn fijnzinnige etsen die vele van zijn
kunstbroeders tot voorbeeld zouden
zijn. Bij boeking had ik gevraagd om een kamer met een inspirerend
uitzicht, nou dat heeft
men goed begrepen: een mooie kamer op de 1e verdieping met uitzicht op
de tuin. Een
blauw tapijt van wilde hyacinten strekt zich uit tot aan de bosrand met
daarachter de 54,4
meter hoge top van de Weyerberg. Het middaglicht valt door de bomen,
het vogelconcert
weet oorverdovend van geen ophouden. Ik ben op slag verliefd op deze
plek, die als de
voorjaarszon werkt op mijn gemoed. Het huis beantwoordt deze liefde en
zet alles in een
rozerode gloed...
Hotel Buchenhof (voormalige woning Hans am Ende)
Italiaans restaurant “Da Angelo” stroomt langzaam vol. Het is een van
de weinige horeca-
gelegenheden die vandaar geen Ruhetag heeft en bovendien is het lekker
dichtbij tegenover
het hotel gelegen. Opvallend veel gasten zijn alleen en gezien de
hoeveelheid folders waarin
gebladerd wordt, vermoed ik nog meer kunstliefhebbers. Ik probeer mijn
indrukken van vandaag
te ordenen, waarbij het bezoek aan “Der Barkenhoff”, het voormalige,
idyllische woonhuis van
kunstenaar Heinrich Vogeler (1872 – 1942) een eerste hoogtepunt was.
Ook Vogeler behoorde
tot “de eerste Vijf” oprichters van de kunstenaarskolonie Worpswede en
als schilder en tekenaar
geldt hij als de belangrijkste vertegenwoordiger van de Jugendstil in
Duitsland. Maar ook als
vormgever en architect was hij actief. Zijn levensloop moet wel tot de
verbeelding spreken:
van romantische levenshervormer tot overtuigd socialist, pedagoog en
politiek schrijver. In 1931
verhuisde hij naar de Sovjet-Unie en na de evacuatie van Moskou in juni
1942 stierf hij onder
ellendige omstandigheden in Kazachstan.
Heinrich Vogeler in 1898 en 1920
Zijn
levensdroom van een idyllisch eiland vervulde hij met “Der Barkenhoff”,
dat hij van een
eenvoudige boerenwoning verbouwde tot een prachtige kunstenaarswoning.
De villa met
de zo kenmerkende trappen en façade vormde samen met het berkenbos, het
park en de
tuin een Gasamtkunstwerk van grote schoonheid. Hier woonde de familie
Vogeler, vader,
moeder Martha en hun 3 kinderen. Maar Martha, waarmee Heinrich in 1901
trouwde was
meer dan echtgenoot en moeder, zij was zijn muze. Dit mocht helaas niet
duren…
'Träumerei' - Heinrich
Vogeler (1906)
Ik raak
onder de indruk van het schilderij “Träumerei” uit 1906. Hierop kijkt
Martha, zittend
op een steen, het hoofd met de arm ondersteunend, uit over het vlakke
land. Alsof het einde
van deze idylle zich reeds aankondigt. Spoedig zou de schaduwzijde van
ons bestaan onder-
werp van zijn werk worden en zou Vogeler’s revolutionaire houding
steeds concretere vormen
aannemen. Een scheiding kon niet uitblijven en Martha verhuisde naar
het “Haus im Schluh”.
“Der Barkenhoff” werd intussen commune en daarna kindertehuis. Nu staat
het huis bleek in
het avondbos, als naaste buur van “Der Buchenhof” waar ik de gordijnen
sluit en een inspirerende
dag ten einde loopt. De avond daalt ook over het kerkhof bij de
Worpsweder Zionskerk, waar
Martha een simpele steen op haar graf heeft. In de verre steppe van
Kazachstan, in het dorpje
Choroschwskoje ligt die andere steen, waar het bewogen leven van
veelzijdig kunstenaar
Heinrich Vogeler een einde nam. Beiden zullen voor altijd verbonden
zijn door een reeks prachtige
portretten met Martha als verheven muze en geschilderd als pure poëzie.
Ik ben bevoorrecht deze
hier te mogen aanschouwen…
Frühlingsabend (1901) Frühling (1897)
Een eiland van kunst, woensdag 28 maart
‘.....met
vochtige ogen nemen wij afscheid van onze vrienden.
We kijken hen na tot de ochtendnevel hen langzaam maar onherroepelijk aan ons gezichtsveld
onttrekt.
De dauw op de velden, zijn het tranen? Of paarlen van
geluk.....?'
De dageraad komt als een vriend. Na een droomloze slaap hoor ik aan het
gezang
van de vogels dat de wereld buiten weer tot leven is gekomen. In de
tuin dragen de
wilde hyacinten duizenden waterdruppels die glinsteren in het eerste
zonlicht dat langs
de bosrand strijkt. Een specht wedijvert met zijn getik met de vroege
stratenmakers in
het nabije dorp, want er is zo vroeg grote bedrijvigheid in Worpswede.
Vanaf eind april
worden het geboorte- en sterfjaar van de kunstenaar Heinrich Vogeler
uitgebreid herdacht
en in alle musea zal dit feit met speciale tentoonstellingen en
manifestaties gepaard gaan.
Drommen toeristen zullen naar Worpswede komen, dat natuurlijk zijn
beste beentje zal willen
voorzetten. Straten worden opnieuw geplaveid, musea gerenoveerd en
uitgebreid en horeca-
gelegenheden opgepoetst.
Ik geniet nog van de relatieve rust wanneer ik na het ontbijt bovenop
de Wyerberg van het
uitzicht geniet. Inderdaad, een neergeworpen berg zand (“Worpswede”) te
midden van het
lage veen, die doet denken aan de Hemelsche Berg in Oosterbeek. Ook
hier een heuvelachtig
bosgebied met waterpartijen waarin boomtakken met gezwollen knoppen
zich spiegelen.
Een uitzicht rondom, achter het dorp het vlakke land. Historie, cultuur
en kunst op de vierkante
meter, heel overzichtelijk. Daar hou ik van.
Een rondleiding langs de hoogtepunten van Worpswede brengt nieuwe
details en onverwachte
verhalen. We zijn met een groep van 6. De gids doet erg zijn best
enthousiast over te komen,
aangemoedigd door een mevrouw die heftig jaknikkend alles bevestigt wat
hij vertelt. Ik neem
de informatie op als een spons, want voor 4 dagen is dit ook mijn plek.
Ik wil er alles van weten…
Even terug naar het harde leven van toen en de idylle die de Worpsweder
kunstenaars er vervolgens
van maakte. We lopen langs de Bauernreihe, een reeks van
karakteristieke boerenhoeven, waar-
van het houten vakwerk is ingevuld met rode bakstenen, passeren opnieuw
het kerkhof en
bewonderen het interieur van de Zionskerk.
Alte Rathaus Zionskirche
Hier bevindt zich, volgens streng protestantse traditie, de preekstoel
midden boven het altaar.
De geschilderde versieringen zijn van onder andere Paula
Modersohn-Becker, als taakstraf
uitgevoerd vanwege het uit balorigheid luiden van de kerkklok. Iets wat
in deze strenge boeren-
gemeenschap een groot vergrijp was. Ik sta nogmaals stil bij haar graf
met daarboven het
gedenkteken van Bernhard Hoetger, een moeder-met-kind groep die
uitbeeldt de vroege dood
van de moeder, twee weken na de geboorte van haar kind. Het oude moet
versterven om plaats
te maken voor het nieuwe…
Denkmal voor Paula Modersohn-Becker
(1876-1907) door Bernhard Hoetger, 1910
Onze rondgang door Worpswede eindigt in de “Große Kunstschau” waar
in de centrale,
ronde tentoonstellingsruimte Heinrich Vogelers Jugendstilschilderij
“Sommerabend“
prominent aanwezig is. Fascinerend,
maar ik word
toch meer geraakt door het schilderij
“Trauernde Familie” van Fritz
Makkensen uit 1897:
“Deze (eenvoudige)
mensen staan rondom een kleine
baar, als aan de oever van een stroom
waarin het kind
verdronken is.
Deze mensen hebben (hard) gewerkt, zij hebben niet veel tijd
gehad zich
met het kind bezig te houden. Het is bijna een vreemde en het maakt
hen, op het
moment dat het sterft,
verlegen als een gast… Zij staan
stil bijeen, bedrukt door de stilte,
door de kleren die
dragen, door de
onverwachte feestdag, zomaar middenin de week.
Zij denken niet aan de
dood, zij denken aan het leven dat vergaat”. (Rainer Maria Rilke)
Ik
doe een stap dichter bij en zie de woede in het gezicht van het
broertje, de angst bij het
kleine zusje, de afstandelijkheid van grote
zus, de berusting bij de vader en het intense,
ingehouden verdriet van
de moeder. Het schilderij doet mij huiveren en blijft mij nog lang voor
de ogen hangen. Het is al weer geen landschap dat indruk op mij maakt…
'Trauernde
Familie' - Fritz Mackensen
(1896)
Na de rondleiding blijf ik nog wat hangen
op het museumterrein. Ik bevind mij in het
"Gesamtkunstwerk" van de beeldhouwer en architect Bernhard Hoetger die
hier van
1925 tot 1927 het Café Worpswede en de Große Kunstschau bouwde en het
om-
liggende park voorzag van de plastieken 'Bonze des Humors' en 'Wut'.
Helemaal
tegen de nuchterheid ende formele gestrengheid van zijn tijd in,
modelleerde Hoetger
zijn creaties als een waar kunstwerk met speelse, ronde vormen. Café
Worpswede
wordt door zijn eigenzinnige Germaans-expresionistische
bouwstijl ook wel 'Café
Verrückt' genoemd.
'Bonze
des Humors' en 'Wut' - Bernhard Hoetger (1914)
Café Worpswede (Café Verrückt)
- Bernhard Hoetger (1925)
Große
Kunstschau,
Worpswede
'Sommerabend auf
dem Barkenhoff' - Heinrich Vogeler
(1902/05)
In de
middag rij ik naar Fischerhude waar ik de sfeer van het
omringende landschap,
met zijn vergezichten en glinsterende watertjes,
hoop terug te vinden in het Otto-Modersohn-Museum,
geheel gewijd aan
het leven en werk van deze in 1865 in Soest (Westfalen) geboren
kunstenaar.
Na de tragische, vroege dood van zijn 2e vrouw Paula verloofde Otto
Modersohn zich met de
zangeres Louise Breling, dochter van de toendertijd enige in
Fischerhude wonende schilder Heinrich
Breling. In 1908 verhuisde hij zelf naar dit schilderachige dorp aan de
Wümme, waar hij in 1909 voor
de 3e keer trouwde. Ook de beeldhouwster Clara Rilke-Westhoff volgde
Modersohn naar Fischerhude.
Met de verhuizing naar Fischerhude eindigde niet alleen een
privé-periode in zijn leven, maar ook een
artistieke: je zou kunnen zeggen dat dat moment een hele periode
afsloot. Zijn vroege landschappen
waren anti-naturalistisch. Opgezet in een spontane penseelstreek en
vrije, dramatische kleuren
ontstond naar zijn zeggen een kunst die verder reikte dan het optische
zien en de kern, de eigenschap
der dingen wilden raken. In Fischerhude bestuurde hij de natuur
nauwkeurig en tekende deze veel
gedetailleerder. De schilderijen uit zijn late periode laten zien hoe
de natuur er echt uit zag. Hoe zij
tot landschap wordt.
Otto en Paula Modersohn
'Kerkgang' - Otto Modersohn
(1888)
Ik ben de enige bezoeker en wentel mij in stilte in de
kunst. Een schilder van de natuur, een schilder
naar mijn hart. Hij
zocht het “natuurlijke”, naar het “oorspronkelijke”, in de traditie van
de schilders van
Barbizon, de “Fransozen” Rousseau, Corot, Millet…Even, heel even
maar ben ik weer Théophile
de Bock en voel ook dat verlangen naar
de natuur, weerspiegeld in eenvoudige, maar indrukwekkende
kunst.
'Überschwemmte Wümmewiesen'
(1924)
'Mondnacht im Moor' (1941)
Met
de DVD “So Weit und Groß” – die Natur des Otto Modersohn keer ik
huiswaarts. Om het gevoel
nog even vast te kunnen houden. Onderweg
steek ik het riviertje de Wümme over. Glinsterend water
in tegenlicht.
En wuivend riet. Zie ik daar een schilder achter zijn ezel aan de oever
zitten? Man met
hoed en puntbaardje? Ik probeer de scene vast te
leggen, klik...,maar weg is de schilder.
Wat blijft is het plaatje… Nog
goed belicht ook! Zo is er geen kunst aan…
Aan de Wümme
Achtbaan, donderdag 29 maart
Vannacht
is het weer omgeslagen. Het wil maar moeilijk licht worden en de wind
in de
hoge bomen rond de Buchenhof legt de vogels het zwijgen op. Ik ontwaar
jagende wolken,
grijs over grijs. Ik koester nu al de dag van gisteren…
Een vroege bus brengt mij naar het Hauptbahnhof van Bremen, de
bedrijvige Hanzestad
aan de Weser. Vanaf dit monumentale station loop ik diep in mijn jas
gedoken naar het
centrum en laat mij in steeds overtreffender trap verbazen door
achtereenvolgens de
Liebfraukirche, het prachtige Rathaus en de imposante Sankt Petri-Dom.
Waar te beginnen?
Ik probeer overzicht te krijgen door een plek te kiezen midden op de
Marktplatz, maar steeds
meer fraaie gebouwen en gevels vragen mijn aandacht. Ik voel mij
teruggeplaatst in de
Middeleeuwen als ik, staande naast het beeld van de Bremer Roland, de
prachtige Renaissance-
gevel van het Rathaus bekijk. Beiden staan op de Unesco
werelderfgoedlijst en zijn het symbool
van de vrijheid en onafhankelijkheid van de stad. In de monumentale Dom
stap ik in een artistieke
achtbaan die pas aan het eind van de middag op het station weer tot
stilstand komt. Een reis
heen en weer in de tijd en vele kunstvormen omvattend. Een groter
verschil met het overzichtelijke
Worpswede is haast niet mogelijk…
Bremen, Hauptbahnhof
Bremen, am Markt
Bremen,
Rathaus
Bremen, Schütting (am Markt)
De Sankt
Petri-Dom is omgebouwd tot theater met middenin een grote dansvloer:
“Ein Deutsches Requiem” van Johannes Brahms zal worden uitgevoerd door
solisten, koor
en orkest en… dansers. Overal kabels, lichtbakken en een groot
videoscherm onttrekt de
prachtige rozet in de voorgevel aan het gezicht. De mevrouw van het
kaartenstalletje maakt
omstandig excuses voor het ongemak en vraagt mij nog eens terug te
komen wanneer deze
“rommel” weer uit de kerk verdwenen is. Ik maak intussen dankbaar
gebruik om de, voor deze
gelegenheid mooi uitgelichte, gewelfbogen op de foto vast te leggen.
Bremen, Ridder Roland (am
Rathaus)
Bremen, Sankt Petri-Dom
Bremen,
Sankt Petri-Dom naar het westen
Deze
Bischopskerk heeft een bouwgeschiedenis van meer dan duizend jaar die
al begon in het jaar 1041. Dat is goed te zien tijdens mijn rondgang
door dit
Godshuis wanneer ik mij laat imponeren door de Gotische gewelfen die
steunen
op Romaanse bogen. Ik zie prachtige kunstschatten als de kruisdragende
Christus
in het middenschip van rond 1490 en de doopvont uit ca. 1230 in de
westelijke crypte.
Ook een Madonna met kind en de Heilige Dionysius zijn voor
de gelegenheid mooi
uitgelicht. Ik hoef niet te flitsen, iets waardoor ik mij
doorgaans nogal bezwaard kan
voelen. Het interieur van een kerk moet aanschouwd worden
bij het natuurlijke licht,
de sfeer drukt dan het zwaarst op je. Een binnenvallende
zonnenstraal krijgt dan
gelijk iets goddelijks...
Romaanse en Gotische gewelfbogen
Heilige Dionysius
Kruisdragende
Christus, ca. 1490
Madonna met Kind
Doopvont, ca.
1230
Slechts
een paar honderd meter liggen er
tussen Middeleeuwen en avant-garde
en ik probeer rust te zoeken bij de schilderijen van Paula
Modersohn-Becker.
Ook zij was ooit naar Worpswede gekomen, maar haar artistieke hart
bleef altijd
in Parijs waar zij kennismaakte met het werk van Gauguin, Cézanne en
van Gogh.
Haar schilderijen werden gedomineerd door een interesse in vorm en
vlak.
Het beeld was, vaak tegen de academische standaard in, in platte
vlakken verdeeld
en was een grove uitbeelding van het boerenleven in een stijl die
weinig gemeen
had met die van de overige “Worpsweders”. Er was veel onbegrip voor
haar werk,
behalve dan van Bernhard Hoetger die haar ontmoette in Parijs en
waaruit een nauwe,
artistieke vriendschap ontstond.
'Knabe am Weg
unter Birken' - Paula Modersohn-Becker (1900)
Maar het kan nog extremer: De Bötcherstrasse is een slechts 110 meter
lang straatje
dat de Marktplatz met de voormalige haven verbindt en dat wordt
gekenmerkt door een
mengeling van expressionisme, Jugendstil en baksteenarchitectuur, een
waar Gesammt-
kunstwerk! Opdrachtgever was koopman en mecenas Ludwig Roselius, die
het vervallen
steegje had gekocht en er een Renaissance huis liet restaureren om er
zijn kostbare
kunstverzameling in onder te brengen. Hij was rijk geworden in de
koffie en kon beeldhouwer
en architect Bernhard Hoetger in de jaren 20 van de vorige eeuw de
opdracht geven voor
de bouw van het Paula Modersohn-Becker Haus in de Bötcherstrasse. Net
als zijn
architectonische Jugendstil creaties in Worpswede, schiep hij ook hier
een paradepaardje
van expressionistische architectuur.
Bremen, Paula
Modersohn-Becker Haus in de Böttcherstraße
Bernhard
Hoetger - 'Ludwig Roselius'
'Madonna'
'Bacchus'
Bernhard Hoetger - Bron op de
binnenplaats van het Paula Modersohn-Becker Haus
Dan
maak ik, op de
bovenverdieping van het museum, plots ongewild kennis met de
danseres Loïe Fuller die met haar verbinding van wervelende dans,
muziek en lichteffecten
Bernhard Hoetger fascineerde en inspireerde deze bewegingen in brons
vast te leggen.
“Ik vorm het licht”, zo beschreef Loïe Fuller haar serpetinedans en
onderstreepte daarmee
de overeenkomst tussen beide kunstvormen. Ik bekijk Hoetger’s
dansplastieken en hoewel
deze ver afstaan van de landschappen waarvoor ik naar hier gekomen ben,
raak ik toch
gefascineerd. Want ik zit in een achtbaan waarin ik gevangen zit. Waar
zal deze eindigen?
Nog een danseres kruist mijn pad: Sent M’Ahesas, afkomstig uit een van
de Baltische staten
en gespecialiseerd in Egyptische dansen. Zij werd omschreven als een
“stromend beeld” en
ook hiervan heeft Hoetger de beweging in brons vastgelegd.
Slechts een paar treden omhoog werpen mij weer terug in de tijd wanneer
ik de kunst-
verzameling van Ludwig Roselius aanschouw. Heiligenbeelden uit de 14e
en 15e eeuw,
kostbaar zilverwerk, prachtig allemaal, soms aandoenlijk, maar ik wil
hier weg. Ik voel mij
ontrouw aan het landschap, ik wil terug naar Worpswede.
Dat gaat via de “Schnoor”, de oude ambachtswijk van Bremen. De
originele bewoners
van dit bontgekleurde wijkje waren vissers, handelaren en
ambachtslieden. Gelukkig
bleven de typische huisjes in dit gebied tijdens de tweede wereldoorlog
bespaard van
grote schade en het wijkje is nu haast een openluchtmuseum van smalle
straatjes, kleine
huisjes, gezellige cafeetjes en bijzondere winkeltjes. “Schnoor” is
Noordduits voor “touw”
en verwijst naar de manier waarop 15e en 16e-eeuwse dorpshuisjes als
een lint door het
wijkje verspreid liggen.
Im Schnoor
Maar het is me hier te nauw en ik zoek snel de weidsheid van het
stationsplein. In de grote
hal van het station kom ik weer een beetje tot rust en zoek een plekje
in de Italiaanse ijssalon
annex koffiecorner voor een kop Milchkaffee. Veel glas, zodat ik in de
hal en naar buiten kan
kijken. De overige wanden zijn in pasteltinten, evenals het ijs in de
vitrine. Het haar van de
vrouw achter de toonbank kleurt hierbij des te donkerder. Het zou
zomaar een Italiaanse kunnen
zijn… Van de voorbijsnellende mensen kijkt niemand echt gelukkig. Een
moeder en snikkend
kind nemen plaats op de stoeltjes buiten het glas. Het meisje is
ontroostbaar, de moeder
negeert haar volkomen. En wanneer zij gelijk weer opstaat om de hal in
te lopen, rent het nog
huilende kind haar op enige afstand na. Geen troostend gebaar, geen
reikende hand. Dat een
eerste, felle zonnestraal de volle hal in het licht zet, verandert hier
niets aan.
Stationshal Bremen HBF
Mijn hart springt open: de wolken breken, de zon is terug! Vanuit bus
670, op weg terug naar
Worpswede, trekt het landschap aan mij voorbij. Het veenland met zijn
witte berkenbosjes en
zijn lage horizon. En daarboven schildert zich een prachtige
wolkenlucht. Ik word onweerstaan-
baar binnen de schilderijlijst getrokken. Dit is ongetwijfeld het
“Weites Land” van Hans am Ende…
Dat ik deze dagen in zijn huis, onder de ruisende bomen op de
Weyerberg, verblijf, dat mag
geen toeval zijn…
"Feldeinsamkeit", vrijdag 30 maart
Ich ruhe
still im hohen grünen Gras
Und
sende lange meinen Blick nach oben,
Von
Grillen rings umschwirrt ohn Unterlaß,
Von
Himmelsbläue wundersam umwoben.
Und
schöne weiße Wolken ziehn dahin
Durchs
tiefe Blau wie schöne stille Träume; -
Mir
ist, als ob ich längst gestorben bin
Und
ziehe selig mit durch ewge Räume.
(Hermann
Allmers)
In het Teufelsmoor
Bovenstaand
gedicht, inspiratiebron voor Heinrich Vogelers schilderij
“Frühlingsbildern”,
brengt mij op de dag van vertrek naar het Teufelsmoor, het weidse
landschap met zijn
waterlopen, natte- en overstromingsgebieden en altijd aanwezige
berkenbossen. De
natuur als inspiratie voor kunst en cultuur, ik wil het zelf nog
eenmaal ervaren. Het bijzondere
licht en de verre blik hebben mij naar hier gelokt, hebben al dagenlang
aan mij getrokken.
De elementen water en lucht zijn hier alles overheersend aanwezig in
het steeds wisselende
wolkenspel en de geheimzinnige wereld van het veen. Wijdvertakte
waterlopen doorkruisen
dit eenzame gebied. Hierop werd de turf per boot werd afgevoerd en tot
aan het begin van
de 20e eeuw, toen de veenkolonisatie hier begon, waren deze
“Torfkahnen” het enige middel
van vervoer. Ik waag mij te voet in het veen, ik loop op 3 tot 4 meter
dikke plantenresten, in
eeuwen hier neergelegd. En toch voel ik beweging. Links van het pad
strekt zich de heide uit
onder jagende wolken, rechts staan de dansende berken met de voeten in
het water. Hoog
boven mij ruist de wind in de bomen. Het enige geluid hier. Hoe verder
ik het gebied in trek,
hoe groter groeit de eenzaamheid. En het verlangen dit gevoel vast te
houden. En plotseling
is daar dan de zon die de grijze berken helwit doet oplichten en een
prachtig reliëf aan de
omgeving geeft. Het geluid van de wind wordt als muziek. Muziek van
hoorns en harpen. De
kleuren in het landschap zetten in, alsof zij gewacht hebben op een
teken van een onzichtbare
dirigent…
In het Teufelsmoor
Als afscheid van Worpswede beklim ik nog eenmaal de Weyersberg waar ik
mij laat
imponeren door de “Niedersachsenstein” van Bernhard Hoetger, met zijn
18 meter
het grootste expressionistische beeldhouwwerk ter wereld. Omstreden,
dat wel, want
het werd ontworpen als overwinningsmonument voor de Eerste
Wereldoorlog. Maar
de overwinning bleef uit, dus het werd een monument voor de vrede: een
engel in bak-
steenreliëf die de vleugels uitstrekt naar de zon, omringd door 173
stenen waarop de
namen vermeld staan van Worpsweder gevallenen in de Eerste
Wereldoorlog.
Onwillekeurig spel ik hun namen: de gebroeders Kück, gesneuveld in 1914
en 1917,
F. Steltjes – in september 1918, helemaal aan het einde van de oorlog.
Oorlog dat
geen overwinnaars kent. Lichtbundels
prikken door het overwegend grijs, het waait hier
onbarmhartig. Nog even, dan spreidt de engel en laat zich meevoeren op
de wind
richting de zon...
Niedersachsenstein - Bernhard Hoetger
Ik moet afscheid nemen van Worpswede, gun met nog een laatste blik op
de Weyersberg.
Ik voel weemoed bij het achterlaten van dit bijzondere plekje in het
veen. Maar ook vreugde
haar bewoners van weleer en hun nalatenschap beter te hebben leren
kennen: de wat
deerniswekkende Otto Modersohn die zo artistiek overvleugeld werd door
zijn vrouw Paula.
Haar liefde voor het inspirerende Parijs en haar vroege, tragische
dood. De fascinerende figuur
van Heinrich Vogeler en de bewogen geschiedenis van zijn huis, de
“Barkenhoff”. Het ontroerend
schilderij “Trauernde Familie” van Fritz Mackenzen staat mij op het
netvlies gebrand, zo ook zijn
naturalistische kijk op het leven van de eenvoudige streekbewoners.
“Weites Land” van Hans am Ende vormde voor mij misschien wel het
hoogtepunt van mijn
bezoek aan Worpswede. Ik verdronk in dit schilderij, liet mij leiden
naar haar horizon en op deze
scheidslijn meevoeren op haar witte wolken... ...terug naar de wereld
van alledag.
Foto: Walter Weber, Bron: Radio Bremen
Met dank aan allen die
mijn reisverslagen met interesse gelezen hebben!
Info: www.worpswede.de
www.hotel-buchenhof.de
Foto's werden
gemaakt met een Samsung L100 digitale camera
Baseck Inc./Marco
Polo
Productions - © Timeflyer 2012