| Een eerste kennismaking | Een 'Hemelsche Berg' in Worpswede | Een eiland van kunst | Achtbaan | "Feldseinsamkeit" |



In de herfst van 2010 bezocht ik op kasteel Doorwerth een tentoonstelling over
deze in Noord-Duitsland gelegen kunstenaarskolonie. Ik raakte gefascineerd door
de landschapschilders die zich daar rond 1900 vestigden in het uitgestrekte heide-
gebied ten noorden van Bremen, ver van het strakke keurslijf van de Academie en de
conventies van de grote stad. Het eenvoudige boerenleven en de machtige natuur 
van het veen vormden hun inspiratiebron voor het scheppen van een ideale wereld,
een idylle die niet mocht duren...

In het vroege voorjaar van 2012 trok ik in het spoor van deze kunstenaars zelf naar
Worpswede om daar het landschap te ervaren en om iets terug te vinden van hun
idealen. Bij vertrek kende ik hen slechts oppervlakkig, maar na terugkeer -moet ik
zeggen- heb ik een inspirerend inkijkje gekregen in hun levens, in hun idealen, maar
vooral  kunnen genieten van hun prachtige kunstwerken. En natuurlijk van de prachtige
natuur die hen tot inspiratie diende. Zie hier mijn reisverslag, voorzien van een aantal
foto's. Onder 'Foto-albums' in het menu hiernaast kun je de hele fotoreportage vinden.
Veel kijk- en leesplezier!


                                          

'Hohe Wolken' - Hans am Ende



          Een eerste kennismaking, zaterdag 10 maart

                      Zeer binnenkort vertrek ik naar het Duitse Worpswede, een boerendorp dat zich
                      aan het einde van de 19e eeuw -ver van de toonaangevende kunstacademies-
                      ontwikkelde tot een bloeiende kunstenaarskolonie. Omgeven door uitgestrekte
                      heidevelden die nauwelijks te betreden waren, ligt Worpswede, de "beboste heuvel",
                      tegen de 57 meter hoge Weyerberg, een zandduin in het stroomgebied van de Weser.
                      De Weyerberg vormde de enige mogelijkheid om zich te vestigen in dit volkomen
                      onbegaanbare heidelandschap. Het land bracht echter weinig op en de bewoners
                      vertrokken weer. Maar hun plaats werd ingenomen door de kunstenaars. Wanneer
                      er zich in 1889 vijf schilders, die het academische leven beu waren, kwamen vestigen,
                      begint de eigenlijke bloei van Worpswede. Ontdekker van het boerendorp in het
                      Duivelsveen was kunststudent Fritz Mackensen, die er -onder de indruk van het land-
                      schap en haar bewoners- elke zomer vertoefde, al snel gevolgd door zijn medestudent
                      Otto Modersohn. In de nazomer van 1889 besloten zij, samen met Hans am Ende,
                      de academie definitief de rug toe te keren en zo werd de schildersvereniging van
                      Worpswede geboren. Schildersvrienden Fritz Overbeck en Heinrich Vogeler volgden
                      en samen vormden zij de veelgenoemde "eerste Vijf". Zij voelden zich aangetrokken
                      door de puurheid van de natuur en de eenvoud van de mensen. Het weidelandschap
                      in de laagte van de Hamme, de diepbruine heide, de bizarre wolkenformaties en de
                      fantastische lichteffecten in de vochtige moeraslucht waren een grote bron van inspiratie
                      en rust, zo anders dan de pretentieuze historische taferelen die de schilderkunst rond
                      die eeuwwisseling beheersten.

                      Vele kunstenaars, schilders, architecten, beeldhouwers, componisten en schrijvers
                      zouden zich in de daarop volgende jaren in Worpswede vestigen. In 1897 kwam de
                      21-jarige schilderes Paula Becker naar het dorp als leerlinge van Mackensen. Hier
                      leerde zijn Otto Modersohn kennen met wie zij, na de dood van zijn eerste vrouw,
                      Helene Schröder, in 1901 trouwde. In november 1907 bracht Paula een dochter ter
                      wereld. Twee maanden later overleed zij, slechts 31 jaren oud. Otto Modersohn trok
                      zich terug in de buurt van Fischerhude.


                      Dit worden de hoofdpersonen van mijn verhaal, met wie ik voor het eerst kennismaakte
                      op een tentoonstelling over Worpswede in museum Veluwezoom op kasteel Doorwerth.
                      Hun inspiratiebron, het landschap, zal ook de mijne zijn. Mijn uitdaging zal liggen in de
                      woorden van Rainer Maria Rilke over Worpswede:

"Und wie das alles daliegt, nah und stark und so wirklich,
daß man es nicht übersehen oder vergessen kann"

                      Ik ga het met mijn eigen ogen aanschouwen! De tijd is juist, het voorjaar haalt de natuur
                      uit haar winterslaap. Het Duivelsveen roept... Ik meld mij vandaar!


                     
                      'Die Wolke' - Otto Modersohn



                    
Een 'Hemelsche Berg' in Worpswede, dinsdag 27 maart

“Het is een zeldzaam land. Als men bovenop de kleine zandheuvel van Worpswede staat,

kan men helemaal rondom kijken naar wat lijkt op een lappendeken,
die op een donkere ondergrond vlakken met hel oplichtende bloemen laat zien.
Vlak ligt het daar, bijna zonder vouwen, en de wegen en waterlopen voeren ver voorbij de horizon.
Daar begint een hemel van onbeschrijfelijke verandering en grootsheid…”


     
Op de Weyerberg (54,4 meter)
                                                                                   
                   
                       Zo beschreef Rainer Maria Rilke in het jaar 1902 de schoonheid van het Worpsweder
                       landschap en ik prijs mij gelukkig, anno 2012, een paar dagen in deze nog altijd
                       inspirerende omgeving te mogen verblijven. En nog wel op een heel bijzondere plek,
                       namelijk in het voormalige Jugendstil woonhuis van de schilder Hans am Ende, nu het
                       karakteristieke hotel Buchenhof.
Hans am Ende werd in 1864 in Trier geboren en stichtte
                       met een aantal bevriende schilders de kunstenaarskolonie Worpswede. Zijn veel te
                       vroege dood in 1918, ten gevolge van een oorlogsverwonding, was er de oorzaak van
                       dat zijn werk, in tegenstelling tot dat van de andere grondleggers, minder aandacht kreeg.
                       Zijn harmonieuze huwelijk bracht geen nakomelingen voort die zich over zijn kunst-
                       historische erfenis konden ontfermen en dat maakte een totaal overzicht van zijn werk
                       erg moeilijk.
Maar alles in dit ‘huis’ ademt nog de sfeer van vroeger, alsof je Hans am Ende
                       nog zo zou kunnen tegenkomen in het halfduistere trappenhuis. Zijn werken zijn hier alom
                       aanwezig, van zijn in olieverf genuanceerd gekleurde wolkenluchten boven het landschap
                       van Worpswede tot zijn fijnzinnige etsen die vele van zijn kunstbroeders tot voorbeeld zouden
                       zijn. Bij boeking had ik gevraagd om een kamer met een inspirerend uitzicht, nou dat heeft
                       men goed begrepen: een mooie kamer op de 1e verdieping met uitzicht op de tuin. Een
                       blauw tapijt van wilde hyacinten strekt zich uit tot aan de bosrand met daarachter de 54,4
                       meter hoge top van de Weyerberg. Het middaglicht valt door de bomen, het vogelconcert
                       weet oorverdovend van geen ophouden. Ik ben op slag verliefd op deze plek, die als de
                       voorjaarszon werkt op mijn gemoed. Het huis beantwoordt deze liefde en zet alles in een
                       rozerode gloed...



                       
  
Hotel Buchenhof (voormalige woning Hans am Ende)


                      Italiaans restaurant “Da Angelo” stroomt langzaam vol. Het is een van de weinige horeca-
                      gelegenheden die vandaar geen Ruhetag heeft en bovendien is het lekker dichtbij tegenover
                      het hotel gelegen. Opvallend veel gasten zijn alleen en gezien de hoeveelheid folders waarin
                      gebladerd wordt, vermoed ik nog meer kunstliefhebbers. Ik probeer mijn indrukken van vandaag
                      te ordenen, waarbij het bezoek aan “Der Barkenhoff”, het voormalige, idyllische woonhuis van
                      kunstenaar Heinrich Vogeler (1872 – 1942) een eerste hoogtepunt was. Ook Vogeler behoorde
                      tot “de eerste Vijf” oprichters van de kunstenaarskolonie Worpswede en als schilder en tekenaar
                      geldt hij als de belangrijkste vertegenwoordiger van de Jugendstil in Duitsland. Maar ook als
                      vormgever en architect was hij actief. Zijn levensloop moet wel tot de verbeelding spreken:
                      van romantische levenshervormer tot overtuigd socialist, pedagoog en politiek schrijver. In 1931
                      verhuisde hij naar de Sovjet-Unie en na de evacuatie van Moskou in juni 1942 stierf hij onder
                      ellendige omstandigheden in Kazachstan.



                         Heinrich Vogeler in 1898 en 1920


                     Zijn levensdroom van een idyllisch eiland vervulde hij met “Der Barkenhoff”, dat hij van een
                     eenvoudige boerenwoning verbouwde tot een prachtige kunstenaarswoning. De villa met
                     de zo kenmerkende trappen en façade vormde samen met het berkenbos, het park en de
                     tuin een Gasamtkunstwerk van grote schoonheid. Hier woonde de familie Vogeler, vader,
                     moeder Martha en hun 3 kinderen. Maar Martha, waarmee Heinrich in 1901 trouwde was
                     meer dan echtgenoot en moeder, zij was zijn muze. Dit mocht helaas niet duren…   


                    
'Träumerei' - Heinrich Vogeler (1906)  
  
                     Ik raak onder de indruk van het schilderij “Träumerei” uit 1906. Hierop kijkt Martha, zittend
                     op een steen, het hoofd met de arm ondersteunend, uit over het vlakke land. Alsof het einde
                     van deze idylle zich reeds aankondigt. Spoedig zou de schaduwzijde van ons bestaan onder-
                     werp van zijn werk worden en zou Vogeler’s revolutionaire houding steeds concretere vormen
                     aannemen. Een scheiding kon niet uitblijven en Martha verhuisde naar het “Haus im Schluh”.
                     “Der Barkenhoff” werd intussen commune en daarna kindertehuis. Nu staat het huis bleek in
                     het avondbos, als naaste buur van “Der Buchenhof” waar ik de gordijnen sluit en een inspirerende
                     dag ten einde loopt. De avond daalt ook over het kerkhof bij de Worpsweder Zionskerk, waar
                     Martha een simpele steen op haar graf heeft. In de verre steppe van Kazachstan, in het dorpje
                     Choroschwskoje ligt die andere steen, waar het bewogen leven van veelzijdig kunstenaar
                     Heinrich Vogeler een einde nam. Beiden zullen voor altijd verbonden zijn door een reeks prachtige
                     portretten met Martha als verheven muze en geschilderd als pure poëzie. Ik ben bevoorrecht deze
                     hier te mogen aanschouwen…


                        
                                                                                                    Frühlingsabend (1901)     Frühling (1897)


              Een eiland van kunst, woensdag 28 maart


‘.....met vochtige ogen nemen wij afscheid van onze vrienden.
We kijken hen na tot de ochtendnevel hen langzaam maar onherroepelijk aan ons gezichtsveld onttrekt.
De dauw op de velden, zijn het tranen? Of paarlen van geluk.....?'


                      De dageraad komt als een vriend. Na een droomloze slaap hoor ik aan het gezang
                      van de vogels dat de wereld buiten weer tot leven is gekomen. In de tuin dragen de
                      wilde hyacinten duizenden waterdruppels die glinsteren in het eerste zonlicht dat langs
                      de bosrand strijkt. Een specht wedijvert met zijn getik met de vroege stratenmakers in
                      het nabije dorp, want er is zo vroeg grote bedrijvigheid in Worpswede. Vanaf eind april
                      worden het geboorte- en sterfjaar van de kunstenaar Heinrich Vogeler uitgebreid herdacht
                      en in alle musea zal dit feit met speciale tentoonstellingen en manifestaties gepaard gaan.
                      Drommen toeristen zullen naar Worpswede komen, dat natuurlijk zijn beste beentje zal willen
                      voorzetten. Straten worden opnieuw geplaveid, musea gerenoveerd en uitgebreid en horeca-
                      gelegenheden opgepoetst.


                         
                                                                                                                                                                       


                      Ik geniet nog van de relatieve rust wanneer ik na het ontbijt bovenop de Wyerberg van het
                      uitzicht geniet. Inderdaad, een neergeworpen berg zand (“Worpswede”) te midden van het
                      lage veen, die doet denken aan de Hemelsche Berg in Oosterbeek. Ook hier een heuvelachtig
                      bosgebied met waterpartijen waarin boomtakken met gezwollen knoppen zich spiegelen.
                      Een uitzicht rondom, achter het dorp het vlakke land. Historie, cultuur en kunst op de vierkante
                      meter, heel overzichtelijk. Daar hou ik van.

                      Een rondleiding langs de hoogtepunten van Worpswede brengt nieuwe details en onverwachte
                      verhalen. We zijn met een groep van 6. De gids doet erg zijn best enthousiast over te komen,
                      aangemoedigd door een mevrouw die heftig jaknikkend alles bevestigt wat hij vertelt. Ik neem
                      de informatie op als een spons, want voor 4 dagen is dit ook mijn plek. Ik wil er alles van weten…

                      Even terug naar het harde leven van toen en de idylle die de Worpsweder kunstenaars er vervolgens
                      van maakte. We lopen langs de Bauernreihe, een reeks van karakteristieke boerenhoeven, waar-
                      van het houten vakwerk is ingevuld met rode bakstenen, passeren opnieuw het kerkhof en
                      bewonderen het interieur van de Zionskerk.


                        
                                                                                                                        Alte Rathaus   Zionskirche


                      Hier bevindt zich, volgens streng protestantse traditie, de preekstoel midden boven het altaar.
                      De geschilderde versieringen zijn van onder andere Paula Modersohn-Becker, als taakstraf
                      uitgevoerd vanwege het uit balorigheid luiden van de kerkklok. Iets wat in deze strenge boeren-
                      gemeenschap een groot vergrijp was. Ik sta nogmaals stil bij haar graf met daarboven het
                      gedenkteken van Bernhard Hoetger, een moeder-met-kind groep die uitbeeldt de vroege dood
                      van de moeder, twee weken na de geboorte van haar kind. Het oude moet versterven om plaats
                      te maken voor het nieuwe…


                              

                    
                                                                                       Denkmal voor Paula Modersohn-Becker (1876-1907) door Bernhard Hoetger, 1910


                     Onze rondgang door Worpswede eindigt in de “Große Kunstschau” waar in de centrale,
                     ronde tentoonstellingsruimte Heinrich Vogelers Jugendstilschilderij “Sommerabend“
                     prominent aanwezig is.
Fascinerend, maar ik word toch meer geraakt door het schilderij
                     “Trauernde Familie” van Fritz Makkensen uit 1897:

“Deze (eenvoudige) mensen staan rondom een kleine baar, als aan de oever van een stroom
waarin het kind verdronken is. Deze mensen hebben (hard) gewerkt, zij hebben niet veel tijd
gehad zich met het kind bezig te houden. Het is bijna een vreemde en het maakt hen, op het
moment dat het sterft, verlegen als een gast… Zij staan stil bijeen, bedrukt door de stilte,
door de kleren die dragen, door de onverwachte feestdag, zomaar middenin de week.
Zij denken niet aan de dood, zij denken aan het leven dat vergaat”. (Rainer Maria Rilke)

                     Ik doe een stap dichter bij en zie de woede in het gezicht van het broertje, de angst bij het
                     kleine zusje, de afstandelijkheid van grote zus, de berusting bij de vader en het intense,
                     ingehouden verdriet van de moeder. Het schilderij doet mij huiveren en blijft mij nog lang voor
                     de ogen hangen. Het is al weer geen landschap dat indruk op mij maakt…



                        'Trauernde Familie' - Fritz Mackensen (1896)


                     Na de rondleiding blijf ik nog wat hangen op het museumterrein. Ik bevind mij in het
                     "Gesamtkunstwerk" van de beeldhouwer en architect Bernhard Hoetger die hier van
                     1925 tot 1927 het Café Worpswede en de Große Kunstschau bouwde en het om-
                      liggende park voorzag van de plastieken 'Bonze des Humors' en 'Wut'. Helemaal
                     tegen de nuchterheid ende formele gestrengheid van zijn tijd in, modelleerde Hoetger
                     zijn creaties als een waar kunstwerk met speelse, ronde vormen. 
Café Worpswede
                     wordt door zijn eigenzinnige
Germaans-expresionistische bouwstijl ook wel 'Café
                     Verr
ückt' genoemd.

  

                            
                                                              'Bonze des Humors' en 'Wut' - Bernhard Hoetger (1914)

                      
                                                        Café Worpswede (Café Verrückt) - Bernhard Hoetger (1925)


                       
                     Große Kunstschau, Worpswede                                                          'Sommerabend auf dem Barkenhoff' - Heinrich Vogeler (1902/05)


                     In de middag rij ik naar Fischerhude waar ik de sfeer van het omringende landschap,
                     met zijn vergezichten en glinsterende watertjes, hoop terug te vinden in het Otto-Modersohn-Museum,
                     geheel gewijd aan het leven en werk van deze in 1865 in Soest (Westfalen) geboren kunstenaar.
                     Na de tragische, vroege dood van zijn 2e vrouw Paula verloofde Otto Modersohn zich met de
                     zangeres Louise Breling, dochter van de toendertijd enige in Fischerhude wonende schilder Heinrich
                     Breling. In 1908 verhuisde hij zelf naar dit schilderachige dorp aan de Wümme, waar hij in 1909 voor
                     de 3e keer trouwde. Ook de beeldhouwster Clara Rilke-Westhoff volgde Modersohn naar Fischerhude.
                     Met de verhuizing naar Fischerhude eindigde niet alleen een privé-periode in zijn leven, maar ook een
                     artistieke: je zou kunnen zeggen dat dat moment een hele periode afsloot. Zijn vroege landschappen
                     waren anti-naturalistisch. Opgezet in een spontane penseelstreek en vrije, dramatische kleuren
                     ontstond naar zijn zeggen een kunst die verder reikte dan het optische zien en de kern, de eigenschap
                     der dingen wilden raken. In Fischerhude bestuurde hij de natuur nauwkeurig en tekende deze veel
                     gedetailleerder. De schilderijen uit zijn late periode laten zien hoe de natuur er echt uit zag. Hoe zij
                     tot landschap wordt.

 
                                                      
  
                                                      Otto en Paula Modersohn                             'Kerkgang' - Otto Modersohn (1888)


                     Ik ben de enige bezoeker en wentel mij in stilte in de kunst. Een schilder van de natuur, een schilder
                     naar mijn hart. Hij zocht het “natuurlijke”, naar het “oorspronkelijke”, in de traditie van de schilders van
                     Barbizon, de “Fransozen” Rousseau, Corot, Millet…
Even, heel even maar ben ik weer Théophile
                     de Bock en voel ook dat verlangen naar de natuur, weerspiegeld in eenvoudige, maar indrukwekkende
                     kunst.


                        
                     'Überschwemmte Wümmewiesen' (1924)                                'Mondnacht im Moor' (1941)


                     Met de DVD “So Weit und Groß” – die Natur des Otto Modersohn keer ik huiswaarts. Om het gevoel
                     nog even vast te kunnen houden. Onderweg steek ik het riviertje de Wümme over. Glinsterend water
                     in tegenlicht. En wuivend riet. Zie ik daar een schilder achter zijn ezel aan de oever zitten? Man met
                     hoed en puntbaardje? Ik probeer de scene vast te leggen, klik...,maar weg is de schilder.
                     Wat blijft is het plaatje… Nog goed belicht ook! Zo is er geen kunst aan…

                                                                               
                                                               Aan de Wümme



                     Achtbaan, donderdag 29 maart


                     Vannacht is het weer omgeslagen. Het wil maar moeilijk licht worden en de wind in de
                     hoge bomen rond de Buchenhof legt de vogels het zwijgen op. Ik ontwaar jagende wolken,
                     grijs over grijs. Ik koester nu al de dag van gisteren…

                     Een vroege bus brengt mij naar het Hauptbahnhof van Bremen, de bedrijvige Hanzestad
                     aan de Weser. Vanaf dit monumentale station loop ik diep in mijn jas gedoken naar het
                     centrum en laat mij in steeds overtreffender trap verbazen door achtereenvolgens de
                     Liebfraukirche, het prachtige Rathaus en de imposante Sankt Petri-Dom. Waar te beginnen?
                     Ik probeer overzicht te krijgen door een plek te kiezen midden op de Marktplatz, maar steeds
                     meer fraaie gebouwen en gevels vragen mijn aandacht. Ik voel mij teruggeplaatst in de
                     Middeleeuwen als ik, staande naast het beeld van de Bremer Roland, de prachtige Renaissance-
                     gevel van het Rathaus bekijk. Beiden staan op de Unesco werelderfgoedlijst en zijn het symbool
                     van de vrijheid en onafhankelijkheid van de stad. In de monumentale Dom stap ik in een artistieke
                     achtbaan die pas aan het eind van de middag op het station weer tot stilstand komt. Een reis
                     heen en weer in de tijd en vele kunstvormen omvattend. Een groter verschil met het overzichtelijke
                     Worpswede is haast niet mogelijk…



                       
                     Bremen, Hauptbahnhof                                                        Bremen, am Markt

                        
                     Bremen, Rathaus                                                                                     Bremen, Schütting (am Markt)


                     De Sankt Petri-Dom is omgebouwd tot theater met middenin een grote dansvloer:
                     “Ein Deutsches Requiem” van Johannes Brahms zal worden uitgevoerd door solisten, koor
                     en orkest en… dansers. Overal kabels, lichtbakken en een groot videoscherm onttrekt de
                     prachtige rozet in de voorgevel aan het gezicht. De mevrouw van het kaartenstalletje maakt
                     omstandig excuses voor het ongemak en vraagt mij nog eens terug te komen wanneer deze
                     “rommel” weer uit de kerk verdwenen is. Ik maak intussen dankbaar gebruik om de, voor deze
                     gelegenheid mooi uitgelichte, gewelfbogen op de foto vast te leggen.



                       
                     Bremen, Ridder Roland (am Rathaus)                                                 Bremen, Sankt Petri-Dom


                    
                     Bremen, Sankt Petri-Dom naar het westen


                     Deze Bischopskerk heeft een bouwgeschiedenis van meer dan duizend jaar die
                     al begon in het jaar 1041. Dat is goed te zien tijdens mijn rondgang door dit
                     Godshuis wanneer ik mij laat imponeren door de Gotische gewelfen die steunen
                     op Romaanse bogen. Ik zie prachtige kunstschatten als de kruisdragende Christus
                     in het middenschip van rond 1490 en de doopvont uit ca. 1230 in de westelijke crypte.
                     Ook een Madonna met kind en de Heilige Dionysius zijn voor de gelegenheid mooi
                     uitgelicht. Ik hoef niet te flitsen, iets waardoor ik mij doorgaans nogal bezwaard kan
                     voelen. Het interieur van een kerk moet aanschouwd worden bij het natuurlijke licht,
                     de sfeer drukt dan het zwaarst op je. Een binnenvallende zonnenstraal krijgt dan
                     gelijk iets goddelijks...


                        
                     Romaanse en Gotische gewelfbogen                                      Heilige Dionysius

                            
                     Kruisdragende Christus, ca. 1490                 Madonna met Kind                                            Doopvont, ca. 1230


                           
Slechts een paar honderd meter liggen er tussen Middeleeuwen en avant-garde
                     en ik probeer rust te zoeken bij de schilderijen van Paula Modersohn-Becker.
                     Ook zij was ooit naar Worpswede gekomen, maar haar artistieke hart bleef altijd
                     in Parijs waar zij kennismaakte met het werk van Gauguin, Cézanne en van Gogh.
                     Haar schilderijen werden gedomineerd door een interesse in vorm en vlak.
                     Het beeld was, vaak tegen de academische standaard in, in platte vlakken verdeeld
                     en was een grove uitbeelding van het boerenleven in een stijl die weinig gemeen
                     had met die van de overige “Worpsweders”. Er was veel onbegrip voor haar werk,
                     behalve dan van Bernhard Hoetger die haar ontmoette in Parijs en waaruit een nauwe,
                     artistieke vriendschap ontstond.


                                                                      
                                                                      
'Knabe am Weg unter Birken' - Paula Modersohn-Becker (1900)
                      

                       Maar het kan nog extremer: De Bötcherstrasse is een slechts 110 meter lang straatje
                       dat de Marktplatz met de voormalige haven verbindt en dat wordt gekenmerkt door een
                       mengeling van expressionisme, Jugendstil en baksteenarchitectuur, een waar Gesammt-
                       kunstwerk! Opdrachtgever was koopman en mecenas Ludwig Roselius, die het vervallen
                       steegje had gekocht en er een Renaissance huis liet restaureren om er zijn kostbare
                       kunstverzameling in onder te brengen. Hij was rijk geworden in de koffie en kon beeldhouwer
                       en architect Bernhard Hoetger in de jaren 20 van de vorige eeuw de opdracht geven voor
                       de bouw van het Paula Modersohn-Becker Haus in de Bötcherstrasse. Net als zijn
                       architectonische Jugendstil creaties in Worpswede, schiep hij ook hier een paradepaardje
                       van expressionistische architectuur.



                             
                       Bremen, Paula Modersohn-Becker Haus in de Böttcherstraße

                                    
                              Bernhard Hoetger - 'Ludwig Roselius'           'Madonna'                                                            'Bacchus'

                             
                              Bernhard Hoetger - Bron op de binnenplaats van het Paula Modersohn-Becker Haus

                              
Dan maak ik, op de bovenverdieping van het museum, plots ongewild kennis met de
                       danseres Loïe Fuller die met haar verbinding van wervelende dans, muziek en lichteffecten
                       Bernhard Hoetger fascineerde en inspireerde deze bewegingen in brons vast te leggen.
                       “Ik vorm het licht”, zo beschreef Loïe Fuller haar serpetinedans en onderstreepte daarmee
                       de overeenkomst tussen beide kunstvormen. Ik bekijk Hoetger’s dansplastieken en hoewel
                       deze ver afstaan van de landschappen waarvoor ik naar hier gekomen ben, raak ik toch
                       gefascineerd. Want ik zit in een achtbaan waarin ik gevangen zit. Waar zal deze eindigen?
                       Nog een danseres kruist mijn pad: Sent M’Ahesas, afkomstig uit een van de Baltische staten
                       en gespecialiseerd in Egyptische dansen. Zij werd omschreven als een “stromend beeld” en
                       ook hiervan heeft Hoetger de beweging in brons vastgelegd.

                       Slechts een paar treden omhoog werpen mij weer terug in de tijd wanneer ik de kunst-
                       verzameling van Ludwig Roselius aanschouw. Heiligenbeelden uit de 14e en 15e eeuw,
                       kostbaar zilverwerk, prachtig allemaal, soms aandoenlijk, maar ik wil hier weg. Ik voel mij
                       ontrouw aan het landschap, ik wil terug naar Worpswede.


                         


                      Dat gaat via de “Schnoor”, de oude ambachtswijk van Bremen. De originele bewoners
                      van dit bontgekleurde wijkje waren vissers, handelaren en ambachtslieden. Gelukkig
                      bleven de typische huisjes in dit gebied tijdens de tweede wereldoorlog bespaard van
                      grote schade en het wijkje is nu haast een openluchtmuseum van smalle straatjes, kleine
                      huisjes, gezellige cafeetjes en bijzondere winkeltjes. “Schnoor” is Noordduits voor “touw”
                      en verwijst naar de manier waarop 15e en 16e-eeuwse dorpshuisjes als een lint door het
                      wijkje verspreid liggen.


                        
                                                                                                               Im Schnoor


                     Maar het is me hier te nauw en ik zoek snel de weidsheid van het stationsplein. In de grote
                     hal van het station kom ik weer een beetje tot rust en zoek een plekje in de Italiaanse ijssalon
                     annex koffiecorner voor een kop Milchkaffee. Veel glas, zodat ik in de hal en naar buiten kan
                     kijken. De overige wanden zijn in pasteltinten, evenals het ijs in de vitrine. Het haar van de
                     vrouw achter de toonbank kleurt hierbij des te donkerder. Het zou zomaar een Italiaanse kunnen
                     zijn… Van de voorbijsnellende mensen kijkt niemand echt gelukkig. Een moeder en snikkend
                     kind nemen plaats op de stoeltjes buiten het glas. Het meisje is ontroostbaar, de moeder
                     negeert haar volkomen. En wanneer zij gelijk weer opstaat om de hal in te lopen, rent het nog
                     huilende kind haar op enige afstand na. Geen troostend gebaar, geen reikende hand. Dat een
                     eerste, felle zonnestraal de volle hal in het licht zet, verandert hier niets aan.



                    
                                                                        Stationshal Bremen HBF

                     Mijn hart springt open: de wolken breken, de zon is terug! Vanuit bus 670, op weg terug naar
                     Worpswede, trekt het landschap aan mij voorbij. Het veenland met zijn witte berkenbosjes en
                     zijn lage horizon. En daarboven schildert zich een prachtige wolkenlucht. Ik word onweerstaan-
                     baar binnen de schilderijlijst getrokken. Dit is ongetwijfeld het “Weites Land” van Hans am Ende…

                     Dat ik deze dagen in zijn huis, onder de ruisende bomen op de Weyerberg, verblijf, dat mag
                     geen toeval zijn…


                    




                   
"Feldeinsamkeit", vrijdag 30 maart


Ich ruhe still im hohen grünen Gras
Und sende lange meinen Blick nach oben,
Von Grillen rings umschwirrt ohn Unterlaß,
Von Himmelsbläue wundersam umwoben.
Und schöne weiße Wolken ziehn dahin
Durchs tiefe Blau wie schöne stille Träume; -
Mir ist, als ob ich längst gestorben bin
Und ziehe selig mit durch ewge Räume.

(Hermann Allmers)


                   
                
In het Teufelsmoor


                    
Bovenstaand gedicht, inspiratiebron voor Heinrich Vogelers schilderij “Frühlingsbildern”,
                     brengt mij op de dag van vertrek naar het Teufelsmoor, het weidse landschap met zijn
                     waterlopen, natte- en overstromingsgebieden en altijd aanwezige berkenbossen. De
                     natuur als inspiratie voor kunst en cultuur, ik wil het zelf nog eenmaal ervaren. Het bijzondere
                     licht en de verre blik hebben mij naar hier gelokt, hebben al dagenlang aan mij getrokken.
                     De elementen water en lucht zijn hier alles overheersend aanwezig in het steeds wisselende
                     wolkenspel en de geheimzinnige wereld van het veen. Wijdvertakte waterlopen doorkruisen
                     dit eenzame gebied. Hierop werd de turf per boot werd afgevoerd en tot aan het begin van
                     de 20e eeuw, toen de veenkolonisatie hier begon, waren deze “Torfkahnen” het enige middel
                     van vervoer. Ik waag mij te voet in het veen, ik loop op 3 tot 4 meter dikke plantenresten, in
                     eeuwen hier neergelegd. En toch voel ik beweging. Links van het pad strekt zich de heide uit
                     onder jagende wolken, rechts staan de dansende berken met de voeten in het water. Hoog
                     boven mij ruist de wind in de bomen. Het enige geluid hier. Hoe verder ik het gebied in trek,
                     hoe groter groeit de eenzaamheid. En het verlangen dit gevoel vast te houden. En plotseling
                     is daar dan de zon die de grijze berken helwit doet oplichten en een prachtig reliëf aan de
                     omgeving geeft. Het geluid van de wind wordt als muziek. Muziek van hoorns en harpen. De
                     kleuren in het landschap zetten in, alsof zij gewacht hebben op een teken van een onzichtbare
                     dirigent…



                       
                     In het Teufelsmoor



                     Als afscheid van Worpswede beklim ik nog eenmaal de Weyersberg waar ik mij laat
                     imponeren door de “Niedersachsenstein” van Bernhard Hoetger, met zijn 18 meter
                     het grootste expressionistische beeldhouwwerk ter wereld. Omstreden, dat wel, want
                     het werd ontworpen als overwinningsmonument voor de Eerste Wereldoorlog. Maar
                     de overwinning bleef uit, dus het werd een monument voor de vrede: een engel in bak-
                     steenreliëf die de vleugels uitstrekt naar de zon, omringd door 173 stenen waarop de
                     namen vermeld staan van Worpsweder gevallenen in de Eerste Wereldoorlog.
                     Onwillekeurig spel ik hun namen: de gebroeders Kück, gesneuveld in 1914 en 1917,
                     F. Steltjes – in september 1918, helemaal aan het einde van de oorlog. Oorlog dat
                     geen overwinnaars kent.
Lichtbundels prikken door het overwegend grijs, het waait hier
                     onbarmhartig. Nog even, dan spreidt de engel en laat zich meevoeren op de wind
                     richting de zon...



                       
                     Niedersachsenstein - Bernhard Hoetger

                                                                 
  


                     Ik moet afscheid nemen van Worpswede, gun met nog een laatste blik op de Weyersberg.
                     Ik voel weemoed bij het achterlaten van dit bijzondere plekje in het veen. Maar ook vreugde
                     haar bewoners van weleer en hun nalatenschap beter te hebben leren kennen: de wat
                     deerniswekkende Otto Modersohn die zo artistiek overvleugeld werd door zijn vrouw Paula.
                     Haar liefde voor het inspirerende Parijs en haar vroege, tragische dood. De fascinerende figuur
                     van Heinrich Vogeler en de bewogen geschiedenis van zijn huis, de “Barkenhoff”. Het ontroerend
                     schilderij “Trauernde Familie” van Fritz Mackenzen staat mij op het netvlies gebrand, zo ook zijn
                     naturalistische kijk op het leven van de eenvoudige streekbewoners.

                     “Weites Land” van Hans am Ende vormde voor mij misschien wel het hoogtepunt van mijn
                     bezoek aan Worpswede. Ik verdronk in dit schilderij, liet mij leiden naar haar horizon en op deze
                     scheidslijn meevoeren op haar witte wolken... ...terug naar de wereld van alledag.



                    
                            Foto: Walter Weber, Bron: Radio Bremen



Met dank aan allen die mijn reisverslagen met interesse gelezen hebben!
Info: www.worpswede.de
      
www.hotel-buchenhof.de
Foto's werden gemaakt met een Samsung L100 digitale camera

Baseck Inc./Marco Polo Productions - © Timeflyer 2012