Cees Sleven /// Homepage
Nederlandse
versie
English
version
"He held
this
trench, he holds it still"
Mijn zoektocht
naar soldaat William Tart (1892 - 1916)
Dit is het verhaal van een zoektocht. Mijn zoektocht. Mijn stappen,
terug langs de tijdlijn
van de geschiedenis, op zoek naar het antwoord op de vraag: wie was
soldaat William Tart?
Een Engelse soldaat die op 23 april 1916 sneuvelde in de Vlaamse
modder, op een god-
vergeten plek waar men onder normale omstandigheden helemaal niets te
zoeken heeft.
Ik eigenlijk ook niet wanneer ik in het najaar van 2010 de Ieper
Salient bezoek, het voor-
malige front uit de Eerste Wereldoorlog, waar Britten en Duitsers vier
jaar lang om slechts
een paar kilometer stinkende modder vochten en waar honderdduizenden
het leven lieten.
De Ieperboog als symbool voor de zinloosheid, de wanhoop en het lijden
van de oorlog,
en het onvermogen van de generaals daar een einde aan te maken. Iets in
mij dwingt mij
om daar om het spoor te volgen van een hele generatie jonge,
veelbelovende kunstenaars
die deze strijd aan het front meemaakte. In hun kunst schiepen zij een
indringend beeld
van
de verschrikkingen van deze oorlog en ageerden daarmee tegen de
onmenselijkheid van
het
slagveld. Velen van hen overleefden deze waanzin niet of werden
minstens voor het leven
getekend. Wat bleef was de eeuwigheidswaarde van hun brieven, gedichten
en muziek.
Vaak prachtig en ingetogen en vol weemoed naar huis. Maar altijd van
bloed doordrenkt
en
met modder besmeurd.
Mijn zoektocht neemt een onverwachte wending wanneer ik ten oosten van
het kanaal
IJzer – Ieper, ergens tussen No Man’s Cot Cemetery en Pilkem Ridge, een
herdenkingskrans
vind in de modder. Zo’n krans omwonden met kunststof of papieren
klaproosjes, die je
overal in deze streek bij musea bloemenstalletjes kunt kopen. Ik sta te
midden van nat,
weerbarstig bouwland waar bieten liggen opgestapeld onder een
dichtgetrokken hemel.
Verstikkend grijs, en het staat op regenen. Gedreven door een gevoel
van eerbied trek ik
de krans uit de zuigende massa en leg hem op een kilometerpaaltje langs
de kant van de
weg. De doorweekte papieren klaproosjes hebben hun frisse, nieuw leven
brengende rode
kleur allang verloren. Mijn aandacht wordt onmiddellijk getrokken door
het besmeurde
plastic hoesje middenin de krans. Na dit een beetje schoongeveegd te
hebben komen de
volgende tekstflarden te voorschijn: “William Tart – Kings Shropshire
Regiment – Man’s
name is on the Menen Gate” en een boodschap van meer persoonlijke aard:
“William Tart
held this trench, he holds it still”. Ik voel de noodzaak de scene op
foto vast te leggen en de
gegevens te noteren. En gelijk komen de vragen: een soldaat zonder
graf? Waarom hier,
waar de tijd het verleden heeft toegedekt? Wie heeft deze krans hier
neergelegd? En terwijl
ik de
antwoorden schuldig moet blijven is het gaan regenen uit een zware
lucht, zwaar als
de klei op de velden en de modder op de wegen. In die uitgestrekte
triestheid van het
Vlaamse land besluit ik op zoek te gaan naar William Tart, mijn
onbekende soldaat.
Een nieuwe zoektocht is geboren.
Direct
na thuiskomst probeer ik contact te maken met het Kings Shropshire
Light Infantry
Regiment waar William Tart volgens mijn aantekeningen deel van
uitmaakte. Op hun
website scroll ik geduldig langs de vele historische bataljonsfoto’s
met daarop krachtige en
zelfbewuste soldaten, die vrijwillig uit hun zorgeloze wereld stapten
en nog onkundig waren
van de oorlogsgruwelen die hen te wachten stonden. Namen bij de
foto’s ontbreken.
Gelijkvormigheid troef, in een uniform is iedereen gelijk. Eén van hen
moet William Tart zijn.
Allen zijn potentieel kanonnenvoer. Ik schrijf
het regiment een email met daarin de gegevens
van kaartje en stuur de foto mee. Voor eventuele bekenden of
nabestaanden. Mijn vraag aan
hen is duidelijk: wie was soldaat William Tart? Ik mocht helaas hierop
geen enkele reactie
ontvangen. Er volgt een
tijd van intensief speuren op het internet. De Grote Oorlog mag zich
nog steeds verheugen in een grote belangstelling die nog groeiende is
nu het bijna honderd
jaar geleden is dat deze catastrofe een aanvang nam. Gedichten,
dagboeken, reisverhalen,
non-fictie: de verhalen houden de herinnering aan de Eerste
Wereldoorlog levend, ook al is
het onvermijdelijke onderwerp telkens weer de miljoenen doden die te
betreuren waren. Ook
in de vele forumdiscussies wordt het onderwerp tot in detail besproken
en het is hier dat ik
een poging waag mijn vraag over William Tart te plaatsen. Het resultaat
is verbluffend. Alles
wijst in de richting van het mijnwerkersstadje Dawley in het Engelse
Shropshire en het forum
beantwoordt in één klap veel van mijn gestelde en ongestelde vragen. In
Dawley, aan de 52
Fingers Row, woont William als oudste zoon in het gezin van William en
Martha Tart. Een
groot gezin met 8 kinderen. En net zoals bij zoveel families uit Dawley
werken alle volwassen
mannen in de kolenmijnen of de ijzergieterijen. Vader en de broers
William, Leonard en Thomas
vormen hierop geen uitzondering. Tot de dienst roept en de broers zich
op verschillende momen-
ten laten inschrijven voor het leger. Leonard en Thomas melden zich bij
het Kings Shropshire
Light Infantry Regiment en gaan dienen bij de territoriale troepen,
William treedt in 1912 in
dienst bij de reguliere troepen van het 1e bataljon van hetzelfde
regiment en dient in eerste
instantie in India. Bij het uitbreken van de vijandelijkheden in Europa
in 1914 wordt William
in Frankrijk gedetacheerd waar hij gewond raakt en naar huis gestuurd
wordt om te herstellen.
Weer beter keert hij terug naar Frankrijk, alleen maar om opnieuw
gewond te raken. En op-
nieuw keert hij terug naar Engeland om te herstellen. Nog een derde
keer gaat hij naar Frankrijk,
maar nu loopt zijn geluk ten einde: op 23 april 1916 sneuvelt hij in
het gevecht, waarbij zijn
lichaam nooit is gevonden. Slechts zijn naam staat vermeld op paneel 47
-49 in de Menenpoort
te Ieper, te midden van een eindeloze lijst van ander vermisten.
Menenpoort, Ieper
Met zo veel gegevens en het antwoord op de vraag: wie was soldaat
William Tart, lijkt
mijn zoektocht ten einde. Maar nog niet alle vragen zijn beantwoord en
er duiken steeds
nieuwe op: hoe zou het plaatsje Dawley er uitzien? Zouden er nog Tarts
wonen. En wie
eerde William met een herdenkingskrans in Vlaamse aarde? Virtueel reis
ik dus naar
Dawley, het oude mijnstadje in Shropeshire. Uit de beschrijvingen vorm
ik mij een beeld
van grauwe industrie te midden van een door de vele kolen- en
ijzerertsmijnen gehavend
landschap. En overal grijze klei. Als bergen achteloos neergelegd of
als gapende gaten
achtergelaten in het landschap. En daar vind ik een Tart, een William
nog wel, met bij-
behorend email-adres. Maar het blijkt een dood spoor. Mijn bericht aan
hem blijft onbe-
antwoord, de foto ongezien.
High
Street, Dawley
Dawley heeft ook een oudheidkundige vereniging. Ik stuur mijn verhaal
aan ene Shirley
die direct enthousiast reageert en mij belooft mijn email door te
sturen naar David Shaw,
deskundige op het gebied van de historie van Dawley en schrijver van
het boek “Dawley’s
lost generation”. En David stelt mij niet teleur: ik krijg een
uitvoerig antwoord en een nieuw
spoor aangereikt naar de nabestaanden van William Tart. De broers
Thomas en Leonard
overleven de oorlog, waarbij Leonard werd onderscheiden met de MM, de
Military Medal
for Bravery. De zoon van Leonard is nog in leven, maar is oud van
dagen. Email-contact met
hem is helaas niet meer mogelijk. Wel met kleinzoon Mick die slechts
drie huizen van David
vandaan blijkt te wonen en aan wie hij mijn correspondentie zal
overhandigen. Geroerd ben
ik na het openen van de meegestuurde attachments: een vergeelde
krantenfoto met daarop
de afbeelding van de drie broers. Met open blik staan zij daar, nog
niet geraakt door de
tragedie van de oorlog.
De gebroeders Tart
Ook krijg ik een uittreksel van de
krijgsgeschiedenis van het 1e Bataljon Kings Shropshire
Light Infantry Regiment, de eenheid waartoe
William behoorde, over de periode 19 – 23
april 1916, toen het slagveld van Pilkem Ridge
ten noordwesten van Ieper opnieuw
vlam
vatte. Hier werden loopgraven prijsgegeven of juist
weer heroverd in een nachtelijk gevecht
om meters door granaten omgeploegde modder:
Uit: de
oorlogsgeschiedenis van het 1e Bataljon
Kings Shropshire Light Infantry Regiment
over de periode 19 tot 23 april 1916:
Op
19 april 1916 vallen de Duitsers aan en na een hevig bombardement
slagen zij erin een
gedeelte van de loopgraven bij Morteldje Estaminet te veroveren. Daarom
trekken de B- en
C- compagnie, waarvan twee pelotons worden achtergehouden, op om zich
te voegen bij de
A- en B- compagnie ten oosten van het kanaal. Op de 21e april wordt het
bataljon opgesplitst
om de verloren loopgraven te heroveren. De aanval die gepand staat voor
20.00 uur in de
avond wordt ingezet door de B-compagnie op rechts, de A-compagnie in
het centrum en de
halve C-compagnie op de linkerflank. De D-compagnie en de rest van
C-compagnie worden in
reserve gehouden. De zware grond en het donker van de avond zijn er de
oorzaak van dat de
drie aanvallen niet gelijktijdig kunnen worden ingezet. Toch bereiken
de B-compagnie, ver-
trokken om ongeveer 22.45 uur en aangevuld met twee pelotons, na een
bestorming de vijan-
delijke loopgraaf, die verlaten blijkt te zijn. De aanvallende partij
komt onder hevig geweer-
en mitrailleurvuur te liggen dat losbarst van de linker zijde. Er wordt
op rechts contact gemaakt
met het 2e bataljon York en Lancaster bij Algerian Cottage. Een
artillerie-eenheid wordt erop
uitgestuurd om de communicatie op links veilig te stellen. Deze eenheid
maakt zonder pro-
blemen de weg vrij tot aan het eind van Willow Walk, maar is niet in
staat contact te maken
met de A-compagnie, die in feite tot op heden niet in staat blijkt
vorderingen te maken. Na
tot 02.00 uur ‘s nachts gewacht te hebben op de samenvoeging met de
aanvallende partij op
links, maakt de A-compagnie, die kniediep in de modder zitten, toch
vorderingen en bereikt
ondanks sterke tegenstand zijn doel, namelijk contact maken met de
B-compagnie in Willow
Walk.
Intussen heeft de C-compagnie, die de linker flank van de aanval vormt
en het contact
verloren heeft in regen en duisternis, weer aansluiting gevonden en
slaagt erin op samen op
te trekken in het centrum. Na grote moeilijkheden ten gevolge van de
modderige grond be-
reiken zij de vijandelijke loopgraven en stellen deze veilig zonder
noemenswaardige tegenstand.
Een enigszins halfslachtige tegenaanval van de Duitsers tegen het
ochtendgloren wordt mak-
kelijk afgeslagen, waardoor het bataljon in bezit blijft van alle
verloren loopgraven. Gedurende
de opmars in het centrum worden gewonde mannen gevonden die verstikt
zitten in de modder
en op sommige plaatsen op de linker flank is de modder zo diep dat de
mannen slechts vooruit
kunnen komen door bijna platliggend door de modder te kruipen, waarbij
zij telkens hun ge-
weer voor zich uit gooien. De situatie wordt verder bemoeilijkt door
een nieuwe, onbekende
loopgraaf, pas gegraven door de Duitsers en die precies in het
verlengde ligt van de aanval door
het centrum. Tussen 6 en 7 uur in de morgen barst er een hevig
bombardement los als vergel-
ding voor de succesvolle aanval met vele doden en gewonden als gevolg,
waaronder de com-
mandant van het bataljon. In de nacht van 22 op 23 april wordt het
bataljon ontzet en keert
terug naar Camp “E” in Wood “A30”.
Morteldje
Estaminet
Het verhaal van deze relatief kleine operatie laat zich niet
gemakkelijk vertellen. Het laat zich
niet schatten op winst of verlies, maar op het feit dat moed,
plichtsbesef en discipline mannen
kunnen aanzetten om het onmogelijke te presteren in modder, duisternis
en stromende regen.
En na afloop zijn er slechts de kille cijfers: 3 gesneuvelde en 5
gewonde officieren. In de sta-
tistieken hebben zij de eer met naam en toenaam genoemd te worden. Bij
de lagere rangen:
22 gedood, 135 gewond, 6 vermist. Tot de laatsten behoort William,
lance corporal nummer
9837. Hij keert niet terug van Morteldje Estaminet, de voormalige
herberg aan de Moortelweg.
Ergens langs deze weg heeft hij zijn laatste rustplaats gevonden in de
zware Vlaamse klei.
“William Tart held this trench, he holds it still”. De plek wordt
gemarkeerd door een kleine
herdenkingskrans, waarvan het bleke rood van de klaproosjes als enige
kleur afsteekt tegen
het vale grijs van de omgeving.
Op 3 december 2010 ontvang ik een email van Leonard Tart's kleinzoon
Mick. Het is een kort
berichtje, dat vergezeld gaat van uitgebreide informatie over William,
afkomstig van diverse
registers uit de gemeente Dawley en het leger. Ik speur naar het jaar
waarin Williams korte
leven een aanvang nam. Ik vind 1892. William was dus pas net 25 jaar
toen hij sneuvelde in
wat officieel het ´Theatre of War, the Western European Theatre´ werd
genoemd. Ik zink weg
in gedachten: de oorlog als theaterstuk waarin samen met de miljoenen
doden ook het idea-
lisme en humaniteit op het slagveld sneuvelen. Ik zie een
afschrikwekkend decor voor mij
waarin regels en conventies van de oorlogsvoering met voeten getreden
worden en mede
slachtoffer zijn. Een macaber schouwspel waarbij de illusie de
gruwelijke werkelijkheid kan
inhalen, omdat deze werkelijkheid te ondraaglijk is om over zichzelf te
vertellen. Het niet te
troosten verdriet van een moeder die geen afscheid kon nemen van haar
zoon wanneer haar
het gevreesde Army formulier B.104-82 werd overhandigd: “It’s my
painful duty to inform you…..”.
En niet de mogelijkheid hebben gehad hem zelf ten grave te kunnen
dragen. Ze weet hem
slechts toevertrouwd aan bebloede aarde ergens ver van huis.
En ook Mick komt met vragen. Waarom werd de herdenkingskrans juist daar
gevonden en
niet in Ieper? Niemand van zijn familie heeft hem neergelegd waar
ik hem heb gevonden.
En wat voor tekst er precies op het kaartje staat? En of William iemand
in Frankrijk kende?
In mijn antwoord beschrijf ik nogmaals precies wat ik heb aangetroffen
en we komen tot de
conclusie dat we het over een en dezelfde krans hebben. Waarna Mick mij
de vraag stelt wat
nu de volgende stap in mijn zoektocht zal zijn. Ik vraag mij af of er
wel een volgende stap
gezet moet worden. Misschien moet de illusie wel blijven nu William
voor mij een gezicht
heeft gekregen en een tastbaar wezen is geworden. De vraag wie William
in het Vlaamse veld
geëerd heeft met een krans lijkt opeens onbelangrijk. Ook wanneer Mick
mij later nog meldt dat
een vriend van zijn zoon de krans daar heeft neergelegd.
Ik wil het verleden laten rusten. De Vlaamse aarde aan William laten.
Ik stap weg uit de tijd,
ook al zal die eeuwig voortduren. Want de absolute tijd schrijdt
onverbiddelijk voort, waarin het
heden wordt opgeslokt door de geschiedenis. Berustte mijn aanwezigheid
daar op toeval? Of was
het een bewust moment in de tijd, waarop onze beider wegen elkaar wel
moesten kruisen? Die
van hem bleek doodlopend en het punt te markeren waarop het verleden de
toekomst verslond
en alles wat sindsdien voortgaat uitvergroot. Het verleden kan niet
rusten, neemt steeds
groteskere vormen aan.
Langzaam zoom ik uit naar het heden. De rand van het veld bij Morteldje
Estaminet zal weer
rood kleuren door de altijd weer bloeiende klaproos en de aarde zal
weer rijke vrucht dragen.
De stilte zal er immens zijn, de rauwe kreet van een roofvogel zal dan
slechts een accent, geen
verstoring van die stilte zijn. De tranen van de laatste veteraan zijn
inmiddels allang gedroogd
en de seizoenen zullen de Ieperboog keer na keer weer toedekken met een
tapijt van vochtig
herfstblad of maagdelijke wintersneeuw. Als een kind dat liefdevol
wordt ingestopt en goed-
nacht gekust. Dat het de verschrikkingen maar voor altijd mag vergeten.
In de oneindige cyclus
van het leven die geldt voor iedereen. Voor vriend èn vijand.
Oh! You
who sleep in Flanders Field,
Sleep sweet - to rise anew!
We caught the torch you threw
And holding high, we keep the Faith
With All who died.
"We Shall Keep the Faith" - Moina Michael
Cees Sleven © 2014 a Baseck Inc. / Timeflyer production
Speciale dank ben ik verschuldigd aan:
Mr. Mick Tart, Dawley / Shropeshire, GB
Mrs. Shirley Bruneau, Dawley
History Group
Mr. David Shaw, Dawley History
Group
Mr. Christopher Burgess
Shropshire Regimental Museum, Shrewbury Castle / Shrewbury, GB
Niek Arts, Arnhem / Uniek verhalen
Annette Burgoyne, dank voor het mogen gebruiken van uw plattegrond