GRAERUP, 1991
– Een herfstvakantie in Denemarken
Maandag
vroeg op pad
voor de grote Ringkøbing
Fjord-rondrit die
ons eerst brengt door schitterende bos- en heide-
gebieden, gevormd uit
eeuwig drijfzand. We beklimmen de Blåbjerg,
met zijn 64 meter
de grootste zwerfduin van
Denemarken. Voor het eerst komt voorzichtig de
camera uit de tas. Ik probeer nog wat te maken van dit ansicht-
kaarten-onderwerp.
Ik heb het gevoel met fotograferen drie dagen op schema achter te liggen. Ringkøbing is overvol
en in bezit
genomen door
tijd van het jaar. Wij drinken warme
chocola in 'n achteraf-cafeetje, slaan wat proviand in voor onderweg en
vertrekken
weer. In het stille land, in het dorpje Stadil, dat ligt aan een
grotendeels dichtgeslibde lagune, vinden we een 12de-
eeuwse granieten kerk met
een prachtig goud altaar. Hier ga ik mijn schade inhalen. We rijden nu
naar het
oosten en
het landschap krijgt een meer golvend karakter. Met alleen Marjolijn
in de auto en met de muziek van Roxette iets te
nadrukkelijk uit de
luidsprekers rijden weer richting huis. Gekromde naaldbomen in rijen
doorsnijden het land. Ook
hier geen dorpen aan de horizon. Het is hier dus toch
anders.
Dinsdag
wordt een
rustdag. De ochtend besteden Franscien en ik aan het maken van een
videofilm over
de dichtge-
spijkerde huizen op de heide en filmen nogmaals onze aankomst. lk ben
drukker in de weer met de video dan met
foto's maken. Ik verloochen mezelf, wil
niet het risico lopen mijn vakantie alleen door een zoeker te hebben
gezien,
maar gefascineerd door de techniek en mogelijkheden van dit
wonderapparaat,
blijft mijn camera voorlopig in de tas.
Dat fotograferen creatiever en
kunstzinniger zou zijn, is bij gebrek aan zon, slechts een dooddoener
om mijn
knagend
geweten te sussen. 's Middags in Ål, een
door Oksbøl opgeslokt
gehucht, bekijk ik prachtig bewaard gebleven fres-
co's uit de l3de eeuw. Zij
verhalen van het leven en de wonderen van St. Nicolaas van
de
klacht van een verarmde reder die geen bruidsschat had voor zijn drie
huwbare
dochters. Hij wierp 's nachts, hier-
door aangedaan, een zak geld door het open
venster. Hieruit zou de traditie van het strooien van snoepgoed voor de
brave
kinderen zijn ontstaan. Tom gedraagt zich voorbeeldig: "Wie is dat?"
wordt er aan hem gevraagd. "Dat is Jezus!"
antwoordt hij resoluut.
"En wat doet Hij?" Na enig nadenken: "In de naam van de Vader,
de Zoon en de Heilige Geest,
Amen!" Er wordt hardop om gelachen. St.
Nicolaas kijkt fronsend op ons neer... Wie de koek krijgt, wie de
gard... De
middag eindigt op de 39 meter hoge vuurtoren van Blåvandshuk, de zandige
west kaap van Jutland. Op deze "Blauw-
waterhoek" maakt het land
een scherpe bocht, waaraan de branding zich niet wenst te
onderwerpen. Uitgewaaid, met
rode konen op het gezicht, rijden wij
in het laatste licht, dwars over de heide, huiswaarts.
vertrekken richting Esbjerg. Vanuit de haven vertrekt de veerboot naar
Nordby
op Fanø,
twintig
minuten laveren tussen
de zandbanken door. Het is niet druk op de pont. We
worden heimelijk gadegeslagen: Gescheiden man heeft dochter
op bezoek voor de
herfstvakantie. Die gedachte bespringt me een ogenblik, héél even maar:
winkelen
in Esbjerg is ook
erg. Foto- en videoapparatuur laten ons nu in de steek: De
video heeft lege accu's, mijn fototoestel nog maar een paar
foto's op het rolletje.
Een wegwerp cameraatje brengt uitkomst, want Nordby is heel aardig. Na
Esbjerg
een verademing.
Mooie vakwerkhuisjes uit Fanø 's glorietijd: Langwerpige, lage gebouwtjes met strodaken en
roodbruine
muren. En
mensen in klederdracht; we zijn op Marken, al ben ik daar zelf nog
nooit geweest. In een tweehonderd jaar oude schip-
perswoning leren wij de
allervriendelijkste museumdirecteur het Nederlandse woord “bedstee”.
Tijdens de
terugvaart
gaat Esbjerg schuil achter een grijs regengordijn. Esbjerg: Verlaten
handelskaden, de stank van rottende vis dringt
overal binnen, roestende vissersvloot,
grootste vissershaven van Denemarken. We vluchten
Ribe: Oude
vakwerkhuizen, de kloosterhof van het Sanct Catharina Klooster, het
archeologisch museum. Marjolijn laat
het gelaten over zich heen komen. In de kathedraal
vertel ik haar iets over romaans en gotisch, over Luther en de Beel-
denstorm,
teveel kennis voor één middag, kennis die de wind weer meeneemt als
boven op de
toren het verleden aan
onze voeten ligt. Precies in de tijd van een Sting-cassette
rijden we weer door onze spookstad. "When Angels fly" klinkt
het wanneer
hemel en aarde met elkaar versmelten. De horizon lijkt uitgegumd, er is
zwaar
weer opkomst...
vakantieherinnering. Ze liggen voor het grijpen, zon en wolken
verdringen zich
voor de zoeker. Ik word languit liggend in
het gras gedwongen. Natte knieën... het
landschap geeft zich langzaam prijs. Graerup...
Doesburg, via email. Langzaam
wijkt de Deense kust. Kijken in het oog van een stormdepressie, de zon
tegemoet... Mijn zon, ieders zon. Ik kan hem nog
net zien door mijn zolderraam.
En geniet er nog even intens van…