Cees Sleven - Homepage






"Vervloekt kerkhof! De doden konden er zelfs hun laatste slaap niet in vrede doorbrengen.
Enorme granaten hadden er de beenderen verpulverd en verspreid alsof de doden nog een
vreselijke straf aan het uitboeten waren. Wij zouden het kerkhof zeker opnieuw bevolken
met vers vlees. Het zou ongetwijfeld binnen korte tijd vol liggen, maar er was nu nog plaats
voor zes levenden, dat waren wij..."


- Louis Barthas, 21 november 1916 aan het front van de Somme.



In het voorjaar van 2013 bezocht ik deze voormalige frontlijn uit de Eerste Wereldoorlog,
vergezeld door Barthas' oorlogsdagboeken, waarin deze eenvoudige tonnenmaker getuigt
van het werkelijke leven aan het front, dat door de meer geletterde officieren nooit beschre-
ven had kunnen worden. Zij waren immers zelden aanwezig bij de gruwelijke gevechten
om enkele meters modderige grond.
Ook bezocht ik in Amiens de grootste kathedraal van
Frankrijk en liet ik mij bekoren door de schoonheid van de vallei van de Haute-Somme.
Het mooiste stukje van deze rivier, snakkend naar het voorjaar...
In het Pays d'Artois
verkende ik de Frans-Vlaamse stad Arras (Atrecht) en vergaapte mij aan de ruim 200
meesterwerken in het onlangs geopende Louvre in Lens.
Ook in dit Land van Arras is
zwaar gevochten in de Grote Oorlog. Ik ging op zoek naar herinneringen, maar klom ook
naar de mooiste uitzichtpunten in het noordelijk deel van deze streek.
Zie hier weer mijn
samenvattend reisverslag, een ontdekkingstocht door het noorden van Frankrijk, over
de bebloede aarde waarop straks het koren zich weer zal uitstrekken tot aan de horizon,
gekroond met misschien wel het mooiste Godshuis van Frankrijk...


| De wenende engel | Niet geheel toevallige ontmoetingen | Blik op Amiens | "Not Forgotten" | Epiloog |



 






De wenende engel, maandag 25 maart

Van gepaste afstand ben ik getuige van het laatste oordeel: Een koor van engelen
en aartsengelen, van martelaren, maagden en koningen zijn bij dit laatste gericht
aanwezig. Christus zit in het midden met opgeheven handen, de rechter om te belonen,
de linker om te veroordelen. Engelen blazen op hun trompetten. Doden herrijzen.
De heilige Michaël weegt de zielen en helpt een arme zondaar. En dan gaat een ieder
naar zijn bestemming… De kathedraal Notre Dame van Amiens is vandaag mijn
bestemming. “Een van de mooiste van ons koninkrijk” volgens Lodewijk de XIde.
En inderdaad, de eerste aanblik is overweldigend. De hoofdfaçade van dit machtige
gotische bouwwerk schermt mij af van de ijzige noordoosten wind terwijl ik ieder detail
van het portaalgewelf in mij probeer op te nemen. De stralen van het schuchtere
voorjaarszonnetje doen het reliëf prachtig uitkomen en dringen diep door tot de
hoger gelegen portalen.


   

   


Wat een contrast met de leegte en somberheid van het noord-Franse land waar
ik na Arras doorheen reed. Op weg naar Amiens, de hoofdstad van de regio Picardië
en van het departement Somme zie ik niets dan kaal akkerland zover het oog reikt.
Strepen van grijsbruine sneeuw aan de schaduwzijden van de weinige verheffingen
in het landschap. Bomen en struiken zijn nog winternaakt. Maar dan ook niets wijst
op het voorjaar. De vorst heeft hier en daar grote gaten geslagen in het wegdek. De
weinige dorpjes die ik passeer delen in de algemene grauwheid en ademen diepe crisis.
De herkenbare sfeer van een vroege wielerklassieker. Na Doullens verandert het
karakter. Het landschap wordt lichtgolvend en de zon staat op doorbreken. Alle
contrast wordt zichtbaar, ik rij het licht tegemoet. Een laatste klim en voor mij
ontvouwt zich Amiens in panorama, met de Notre Dame als kroonjuweel. Statig
maar niet ernstig, groot zonder grootsheid…


       


Ik betreed dit Godshuis en staand in het midden van het schip word ik getroffen
door de grootheid van de ruimte en de geweldige pilaren die omhoog rijzen als
machtige eiken in een eeuwenoud bos. De takken ervan zijn als hagenbeuken
gesnoeid en bekronen de brede, lichtvolle laan die naar het koor leidt. Ik neem
deze weg, over de tegels waarmee de hele kathedraal geplaveid is. De witte en
zwarte vlakken vormen verschillende patronen met als artistiek hoogtepunt het
prachtige labyrint.
De koorbanken van Amiens gelden als een uniek meesterwerk.
Zij komen zo uit de steekbeitels van eenvoudige middeleeuwse houtsnijders die
meer bezield waren door de liefde voor hun kunst dan door hun karige beloning.
Er zal ongetwijfeld een werkmeester hebben toegezien, maar verder kregen zij de
vrije hand in het versieren: Niet alleen voorstellingen ontleend aan het Oude
Testament en het Evangelie, maar ook onderwerpen uit het dagelijkse leven van
hun tijdgenoten, ja zelfs taferelen die op een pikante manier de zedenleer onder
de aandacht brengen. Mijn tijd is te kort om alle 4000 afbeeldingen van mensen,
dieren en fantastische monsters te aanschouwen…


  


Een bijzonder bezit van de kathedraal van Amiens is een gedeelte van de schedel
van de heilige Johannes de Doper, in 1206 meegekomen van een kruistocht.
Voor deze bijzondere relikwie was het uiteraard nodig om een met niets te ver-
gelijken relikwieschrijn te bouwen, waaraan in de eeuwen daarna vele pelgrims
voorbij zouden trekken ter bedevaart. In spitsboogvormige nissen wordt, als voor-
loper van ons huidig stripverhaal, door veelkleurige beeldengroepen het leven van
Johannes de Doper verteld, tot aan het in ontvangst nemen van zijn hoofd in Amiens.
Ik zit volop in het drama: Het geweld is zo realistisch dat Salomé, de dochter van
Herodes, flauw valt in de armen van een dienaar…


    


En dan is er nog dat wenende engeltje op de grafsteen van Messire Guislan Lucas,
de heilige kanunnik, weldoener van de arme kindertjes. Dit engeltje weent niet
om hem, nee, maar om zijn eigen droevig lot: Op het allerlaatst door de kunstenaar
toegevoegd aan het monument omdat de erfgenamen de rekening te hoog vonden.
Als “premie” werd het engeltje cadeau gedaan. Welk een droevig lot! Het van oor-
sprong een kitscherig barok grafmonument uit 1628 werd in de Eerste Wereldoorlog
gepromoveerd tot meesterwerk toen geallieerde soldaten in de tranen van de wenende
engel hun loopgravenverdriet weerspiegeld zagen. Duizenden ansichtkaarten met de
“Ange Pleureur” werden over de wereld verstuurd en de Notre Dame had er een
publiekstrekker bij…


    


  


       

      


Ik verlaat het centrum van Amiens en rij naar het voorstadje Camon. Veel witte
huizen, elektriciteit bovengronds. Een stukje platteland aan de stad geplakt,
gelegen naast de “Hangende Tuinen”, een voormalig moeras ontstaan door het
steken van turf. De kanaaltjes, gegraven om het gebied te draineren, glinsteren
in de zon. De eilandjes die zo ontstonden zijn zeer vruchtbaar, maar liggen nu
nog braak. Straks zullen de karakteristieke platbodemboten de rijke oogst aan
bloemkolen en suikerbieten weer afvoeren. In de Rue Émile Debrie meld ik mij
bij mijn B&B “la Grange de la Herde”, een verbouwde boerenschuur, waar madame
mij hartelijk verwelkomt. Monsieur weet alles over het front aan de Somme en als
ik hem onze gedeelde interesse meedeel, voorziet hij mij van het nodige huiswerk
voor de komende dagen. Ik eet mijn laatste meegenomen boterhammen, het avond-
maal schiet er verder bij in. Wanneer ik dit eerste reisverslag beëindig, is de straat
al lang stilgevallen, zijn de gordijnen toegeschoven en keer ik –moe maar voldaan-
terug naar de oorlogsdagboeken  van Louis Barthas, de tonnenmaker uit Peyriac,
die opeens hier heel dichtbij is. Ik hoop en vrees hem morgen te mogen ontmoeten…


  

  
                                                   Amiens, les hortillonnages ("drijvende tuinen")   Camon, B&B "la Grange de la Herde"




Niet geheel toevallige ontmoetingen, dinsdag 26 maart


“They lie in all the pools, pale faces, deep deep under the dark water…
Many faces proud and fare, and weeds in their silver hair.
But all foul, all rotting, all dead. A fell light is in them.
The Dead Marshes. There was a great battle long ago… It was a great battle,
Tall Men with long swords, and terrible Elves, and Orcses schrieking.
They fought on the plain for days and month at the Black gates. But the Marshes
have grown since then, swallowed up the graves; always creeping, creeping”

                                                                                                             - JR Tolkien

                                                    


Ik sta aan de rand van het no-man’s land tussen Beaumont-Hamel en Thiepval,
de inspiratiebron voor de locatie van Midden-aarde in het beroemde boek van
JR Tolkien “‘The Lord of the Rings”. Hier werd Tolkien naar de loopgraven gestuurd
en in de mythologie van “Midden-aarde” zijn vele paralellen te ontdekken met de
gruwelen van de Eerste Wereldoorlog. Het thema van goed en kwaad en de verschrik-
kelijke vernieling die mensen kunnen aanrichten was voor Tolkien een thema dat
hem enorm bezig hield.     





Het is niet te bevatten dat tijdens de slag om de Somme, van juli tot november 1916,
230.000 Fransen, 420.000 Engelsen en 650.000 Duitsers het leven lieten, en dat
alles voor een terreinwinst van welgeteld een paar kilometer. Alle dorpen dicht bij
de frontlijn werden verwoest. De aarde zelf was tegen het einde van de oorlog niets
meer dan een grijze, monsterlijke, steriele chaos. Tot heel langzaam, beetje voor
beetje, het gras weer begon te groeien. En op de aarde weer gewassen werden ver-
bouwd. Het landschap kreeg zijn schoonheid terug, en nu tekenen bomenrijen zich
weer af aan de horizon onder het zachte voorjaarslicht van de lucht die zich uitstrekt
tot in de oneindigheid. Dit is de sfeer waarin ik nu, bijna een eeuw later, de vele
sporen en herinneringen ontdek die overal nog aanwezig en zichtbaar zijn. De
oorlogsgedenktekens en de begraafplaatsen die achteloos over het landschap lijken
uitgestrooid. En natuurlijk ook de vele granaatscherven die nog altijd aan de opper-
vlakte komen.


  
Tussen Beaumont-Hamel en Thiepval


In Albert heb ik twee bijzondere ontmoetingen. Deze plaats is een oud en destijds
bekend bedevaartsoord. De legende vertelt dat een groepje schapen niet meer van
een bepaalde plaats weg wilden, wat de schaapsherder ook deed. Uiteindelijk sloeg
hij kwaad met een stok op de grond en er spatte bloed omhoog. De man ging aan
het graven en vond een metershoog beeld van de heilige Maagd. Een vriendelijke
dame, bezig in de basiliek met de voorbereidingen voor de liturgieën van de Goede
Week, wijst mij het eeuwenoude mirakelbeeld van deze Notre-Dame de Brebières
dat zich in het altaar bevindt. Ik mag er zelfs van heel dicht bij een foto van maken…


  

     
Basiliek Notre-Dame de Brebières, Albert


In het Musée Somme 1916 dat zich bevindt in een 250 meter lange gang van een
ondergrondse schuilkelder ontmoet ik een van mijn helden, de Engelse componist
George Butterworth. In augustus 1914 voegt hij zich bij het Britse leger in antwoord
op de oproep van Lord Kitchener om zich massaal vrijwillig aan te melden. Op 5
augustus 1916, tijdens gevechten in de loopgraven tussen Contalmaison en Pozières
aan de Somme, krijgt Butterworth een fataal schot in het hoofd. Op 31-jarige leeftijd
eindigt een veelbelovende muzikale carrière. Hij was erg kritisch op zijn werk, want
veel van zijn composities heeft hij voor de oorlog al vernietigd. Wat bleef is een klein,
maar wonderschoon oeuvre en een filmpje in dit museum waarop ik hem zie volks-
dansen. Ik verlaat dit bijzondere museum aan de achterzijde, aan de kant van het
stadspark, nu volop in de zon gelegen. Butterworth’s compositie “Loviest of Trees”
naar de gedichtencyclus “A Shropshire Lad” van A.E Housman klinkt nog na in mijn
oren wanneer ik de glanzend groengelakte muziektent passeer. En weer kan ik een
geluksmoment aan mijn lange rij toevoegen… Ik rij naar Contalmaison en daar neem
ik afscheid van mijn held. Het landschap om mij heen lijkt wel iets op het pastorale
Engeland waar hij zo van hield…


        



George Butterworth dancing                                                            Tribute to George Butterworth: The Banks of the green Willow                                                   
                                                                                            

Kenmerkend voor het Somme-offensief waren de mijnen die onder de voeten van de vijand
tot ontploffing werden gebracht. Men groef onderaardse gangen tot onder de vijandelijke
stellingen en blies alles op. Op 1 juli 1916, om precies half 8 in de morgen was het zover:
Gelijktijdig werden er gigantische springladingen tot wel 27 ton springstof tot ontploffing
gebracht, o.a. “Lochnagar” bij het plaatsje La Boiselle, waarna Franse en Engelse infante-
risten hun loopgraaf verlieten, zogezegd “over de top” gingen. Het eerste Somme-offensief
was een feit. Door de kracht van de explosie vloog de aarde wel tot 120 meter de lucht in
en er ontstonden kraters van 100 meter breed en 30 meter diep. De schokgolf brak de
benen van de soldaten die tot 500 meter verwijderd waren van de krater. Dit verklaart ook
waarom er zoveel soldaten nooit werden teruggevonden en als vermist staan opgegeven op
de talloze monumenten. Ik sta aan de rand van “Lochnagar” en probeer de immense krater
op foto vast te leggen. In 3D en panorama, het zal slechts een slap aftreksel zijn van de
werkelijkheid. Als de laatste bus met scholieren is vertrokken blijf ik alleen achter. Het
lied van een merel benadrukt de stilte. “Doe geen gekke dingen”, kreeg ik mee van Mieke.
Ik zou niet durven. Prijs mij gelukkig hier wel met beide benen op de grond te kunnen staan…





       


                                "The struggling Ancre had no part                
                                In these new hours of mine,

                                And yet its stream ran through my heart;
                                I heard it grieve and pine,
                                As if its rainy tortured blood
                                Had swirled into my own,
                                When by its battered bank I stood
                                And shared its wounded moan"

                                - Edmund Blunden


        
      Riviertje de Ancre        Weg bij Contalmaison


Op 1 juli 1916, precies om 07.30 uur, even na de gelijktijdige explosies van
verscheidene gigantische mijnen ("Hawthorn" in Beaumont-Hamel, "Lochnagar"
in La Boiselle, etc.) komt de Franse Britse infanterie uit de loopgraven, zich
dicht scharend achter het bewegende front van de geallieerde artilerie. In de
Britse sector verloopt de situatie rampzalig: de legerkorpsen die bestaan uit
nieuwe en onervaren troepen worden verpletterd op de hellingen van Thiepval
en Beaumont-Hamel. De soldaten van het Royal Newfoundland Regiment hebben
nog maar net hun loopgraaf verlaten of zij komen onder hevig Duits machine-
geweer vuur te liggen. Na een half uur bleven er slechts 68 ongedeerd en waren
alle officieren gedood of gewond. Relatief gezien vocht dit regiment het meest
moordende gevecht van de hele slag om de Somme.
Na bijna 97 jaar zwerf ik over dit voormalige spookslagveld,
pokdalig als een
maanlandschap.
Langs de nog altijd zichtbare bomkraters en restanten van
loopgraven overbrug ik de afstand naar de overkant, naar Y-ravine waar de
Duitsers hevige tegenstand boden, in slechts een paar minuten. Slechts een
handjevol Newfoundlanders wist dit niemandsland over te steken tot aan "Danger
Tree", nu een versteend overblijfsel van de laatste boom die aan de totale ver-
woesting ontkwam. Het staat symbool voor de grootste militaire catastrophe die
het Britse rijk ooit heeft geleden.


  
Newfoundland Memorial
       
"Danger Tree"


Newfoundland Memorial (Canada), Ulster Tower (Noord Ierland), Thiepval
Franco-British Memorial met de 70.000 namen van vermiste Britse soldaten,
het is allemaal even indrukwekkend en meer dan er in één enkele routedag
past. Maar toch nog even terug naar Albert waar vanochtend mijn tocht begon.
Bij het binnenrijden van dit plaatsje kun je het reusachtige OL-Vrouwbeeld
boven op de kerktoren al van verre zien, glinsterend in de ochtendzon. Ook
tijdens de Eerste Wereldoorlog stond dit beeld op de toren en bleef daar,
ondanks dat Albert gedurende bijna twee jaar slechts 3 kilometer van de
frontlijn lag en het hevig onder vuur lag. De legende vertelt dat de oorlog net
zo lang zou duren tot het beeld van de toren zou vallen. En dat deed het,
in 1918. Een paar maanden later was de oorlog definitief ten einde…



  
                                                 Ulster Tower                                             Granaathulzen
                                                                                                                                       
Thiepval Franco-British Memorial               
  


In juli 1915 loste het Britse leger de Franse eenheden af in Albert, dat
het centrum werd van grote militaire activiteit, bijzonder tijdens de slag
om de Somme - stafkantoren, munitie-en uitrusting depots, hospitaals,
evenals de onophoudelijke konvooien van manschappen en materieel van
en naar het front. Albert is hierdoor nog steeds van symbolisch historisch
belang voor de Britten. Nadat het in maart 1918 heroverd werd door de
Duitsers en uiteindelijk in augustus 1918 definitief in Engelse handen
kwam, bleef er van de stad niets over dan een uitgestrekte ruïne.Met de
achterover leunende Madonna als symbool van onverwoestbaarheid...


    
Albert, Notre-Dame de Brebières




Een blik op Amiens, woensdag 27 maart


Vannacht ben ik beroerd geweest. In de schemer van mijn kamer niet
gezien dat de gekochte paté bedorven was. Althans het bovenste laagje
in het potje. En dat werd ruim uitgesmeerd op de eerste geroosterde
boterham. Tot 3 uur in de morgen trof het inwendige zijn voorbereidingen,
daarna was er geen houden meer aan. Met alle kracht en heel efficiënt
werd het lichaam gereinigd en van de vreemde indringers ontdaan.
Opgelucht heb ik daarna tot het eerste ochtendlicht geslapen en mij
tegen mij wil in laten wekken door de druk tjilpende mussen voor mijn
raam. Ik liet mij het ontbijt extra smaken na de gebeurtenissen van
afgelopen nacht en ik stond weldra voor de keuze hoe de nieuwe dag in te
vullen. Opnieuw een rit langs de Somme of een stadswandeling door
Amiens, waar ik door mijn lange bezoek aan de kathedraal nog niet aan
toegekomen was. Na de indrukwekkende maar heftige dag van gisteren
koos ik voor de laatste.



    
                                             Standbeeld van Pierre l’Ermite


Achter de kathedraal vind ik het standbeeld van Pierre l’Ermite. Op het concilie
van 1095 sprak hij de historische woorden “Dieu le veut” (“om Gods wil”) en
verdedigde daarmee vurig de roep om een kruistocht naar het Heilige Land.
Hij leidde de eerste kruistocht met succes, waarna hij zich terugtrok in een
klooster.  Op zijn beurt moest het standbeeld van Pierre l’Ermite in de Tweede
Wereld oorlog verstopt worden om niet in de smeltovens van de Duitsers terecht
te komen. Om Gods wil…



                                     
                                                                                       Perret-toren    


De Perret-toren, gebouwd door architect Perret tussen 1949 en 1952, beheerst
samen met de kathedraal de skyline van Amiens. Dit appartementengebouw
van gewapend beton telt 30 verdiepingen en is 104 meter hoog. Een risicovolle
onderneming gezien de waterrijke ondergrond. De enige beperking die Perret
kreeg opgelegd was dat hij niet hoger mocht bouwen dan het hoogste punt van
de kathedraal. Om Gods wil…



                                                   
                                                                          Het Geweten     Jules Verne


In een stil, afgelegen parkje ontmoet ik mijn geweten.
Daar staat ze, groen bemost en grijsgescheten, met het lieve gezicht gericht naar de
dagelijkse stroom leven op de ringbaan. Doe ik niet hetzelfde na 64 jaren van leren,
van wikken en wegen, van kwetsen en weer goedmaken? Ik mijmer me creatief
in het zonnetje…

Amiens is ook de stad van Jules Verne. Of liever gezegd van zijn vrouw die van
Amiens was. Omdat hij dichter bij zijn schoonfamilie wilde zijn, woonde hij van
1882 tot 1900 in het fraaie huis aan de boulevard die nu trots zijn naam draagt.
Daar schreef hij zijn beroemde boek “De reis om de wereld in 80 dagen". Hij nam
actief deel aan het leven in Amiens en opende in 1889 officieel het circus dat ook
al zijn naam draagt. Het is nu nog een van de weinige vaste circusgebouwen in
Frankrijk.


    
     Woonhuis Jules Verne


In een volgend parkje word ik aangesproken door een vriendelijke dame met rood
haar. De duidelijk aanwezige grijze uitgroei verhult nauwelijks haar werkelijke
leeftijd. Aanleiding is mijn gedrentel rondom een standbeeld van een onduidelijke
uitvinder van een nog mysterieuzere uitvinding. Door mijn toedoen ontstaat er een
verwarrende conversatie in de landstaal van mevrouw. Zij blijft rustig en heel geduldig,
met haar gebaren is zij op haar best. Het gaat hier om de uitvinding van de scheeps-
schroef wordt mij al snel duidelijk. En als je dan ook nog uit Amiens komt dan verdien
je al gauw een standbeeld… Vooroordeel nummer 1: De Fransen zijn arrogant. Na
drie dagen moet ik de eerste nog tegenkomen. Men is  vriendelijk en behulpzaam,
maar men stopt wel akelig laat voor een zebrapad. Vooroordeel 2: Ze zijn niet schoon.
Wel op zichzelf, maar zeker niet op hun omgeving. Wat ik aan zwerfvuil heb zien
liggen is onvoorstelbaar. Heeft niets meer te maken met de Franse slag, is ronduit
zwaar milieubelastend en doet afbreuk aan het overigens zeer fraaie stadsbeeld van
Amiens.


                                                                                                  
    
                                                                                    Boulevard Jules Verne     Cirque Jules Verne

    
Saint-Leu, kerk en oude azijnfabriek


Om lunchtijd loop ik de wijk Saint-Leu binnen, een industriezone opgebouwd
vanaf de 11e eeuw. Kanaaltjes werden afgeleid van de Somme en naar deze wijk
gebracht. Hierop werden dan molens gebouwd en voor veel geld verhuurd aan
de ambachtslieden. Voor de verwerking van graan en olie, voor smederijen en
ook stond deze wijk bekend om zijn textiel. Door de industriële revolutie kwijnde
de handel hier langzaam weg en verloederde de wijk. Hoewel er een herwaardering
heeft plaatsgevonden en menig student er inmiddels onderdak heeft gevonden,
kunnen de veelkleurige huisjes en de bonte muurschilderingen het verval niet
helemaal aan het oog onttrekken.



        

         

Ik doorkruis dit fotografische paradijs met zijn scheefgezakte en soms dicht-  
getimmerde huisjes. Slenter door de nauwe straatjes en langs de kanaaltjes
waaraan deze wijk zijn charme te danken heeft.
En overal die pastelkleurige
geveltjes, shabby maar feelgood.
Het is het thuis voor student, kunstenaar
en uitbater... Graffity als bontgekleurde stem van de bewoners...
                       



          


De universiteit die tegen deze wijk aanleunt, stroomt leeg richting Subway en KFC.
De hoop van de natie, behendig eenarmig, omdat de andere hand steevast het
mobieltje vasthoudt. Dicht in de kraag, want ook vandaag wil het nog niet echt
lente worden. Ook ik zoek een gelegenheid om te lunchen. Het wordt:
“Le Porc Saint Leu” aan de Quai Belu, met uitzicht op de kathedraal. De ver-
warmingselementen op het terras en het glas Bordeaux brengen mij snel op
temperatuur. Het is aangenaam warm in deze plastic tent, waarvan de deur
behendig wordt open- en dichtgeritst wanneer de klandizie in of uit wil. Stukje
zelf gecreëerde lente, de boze wereld buitengesloten. Mijn drukke programma
van deze dagen doet zich gelden: een onweerstaanbaar verlangen een uurtje te
gaan liggen. Ik peil mijn geweten, en… geef toe. Op nummer 34 aan de Rue
Debrie in Camon schuiven om 4 uur de gordijnen dicht…



    
                          Beeldje van Lafleur (Jan Klaassen), traditionele marionet van Amiens

    
                                                                                                         Quai Belu



"Not forgotten", donderdag 28 maart


Vandaag ben ik verkast van Amiens naar Douai, een kleine 100 kilometer naar
het noorden op de weg naar huis. Het doel van vandaag: een bezoek aan de slag-
velden in het gebied rondom Arras en een stadswandeling in deze hoofdstad van
het land van Artois. Deze Witte Donderdag begint inderdaad met sneeuw. Heel
lichtjes, maar toch… Ik probeer “tombe la neige” en “ne pas printemps” tegen mijn
goedlachse tafelgenoot tijdens het ontbijt. Hij probeert mij duidelijk te maken dat
het waarschijnlijk het uitkloppen van het beddengoed is wat de vlokjes veroorzaakt,
waarna er een pijnlijke stilte in het gesprek valt. Hij vult deze moeiteloos op door
de restanten van zijn ontbijt in servetjes te wikkelen, zodat hij deze dag ook nog
verzekerd is van een lunch. Hij werkt namelijk in het ziekenhuis en een echte
middagpauze zit er niet in. Als teken van vaarwel schudt hij mij nadrukkelijk de
hand.
Het afscheid van mijn gastheer en –vrouw is allerhartelijkst. Ik krijg alle
brochures in het Nederlands van hen mee en ik moet beloven zeker nog eens terug
te komen. Sneller dan verwacht sta ik weer voor hun deur om de kamersleutel in te
leveren die ik vergeten was…

Ik rij de boomloze leegte van het noord-Franse platteland weer in. De horizon deelt
mijn voorruit in tweeën. De atonale klanken van een vioolconcert via France Musique
benadrukken deze oneindigheid. De enige bomen die ik tegenkom omzomen de
kleine Britse begraafplaatsen die in aantal toenemen wanneer ik Arras nader. Kleine
lapjes Engelse bodem, gemillimeterd gras. Meer dan 900 liggen er in Noord-Frankrijk
en Vlaanderen. Britse militairen werden begraven op de plek waar ze gesneuveld
waren, rijk of arm, hoog of laag in rang. Dit in tegenstelling tot de overige nationali-
teiten die hun doden verzamelden op grote kerkhoven en met het onderscheid tot
in het graf.



    



The far-off blue horizon melted into a misty golden sky, while the ruined of St. Eloi,
solitary and grand, crowned a nearer slope. All te foreground and the field as far as
the eye could reach, were beautiful with flowering plants, poppies, marguerites, the
yellow tansy and others far too numerous to specify, all of them invested with that
daintiest of fairy raiment, the spider's delicate web, spangled and glittering now with
diamonds of dew. After the drumming gun-fire of the night before, the sense of peace,
the grandeur of desolation, and the beauty of triumphant Nature sank into my inmost
being, exalting it in praise and prayer.

                                                                               - C. Chitty, 2/4th London Field Ambulance


Om de heuvels ten noorden van Arras is gedurende de hele Eerste Wereldoorlog hevig
gevochten. Ik klim naar de ruïne van de abdij van St. Eloi, een plek die nooit is
ingenomen door de Duitsers, maar waarvan geen steen op de andere bleef. De twee
kapotgeschoten toren zijn nog de stille getuigen van deze felle strijd. Van hier zie je
een prachtig panorama met in de verte de heuvel Notre-Dame de Lorette. Daar
verhinderden de Fransen een groot offensief van de Duitsers ten koste van 60.000
van hun manschappen. Daar ook vocht Louis Barthas, eerst vanuit de Franse reserve
linies, opgesloten in veel te kleine schuilplaatsen die voortdurend bestookt werden
door de Duitsers. Verdoofd door het gebulder van kanonnen, kokhalzend door de
stank van rottend vlees en geplaagd door ongedierte, ratten en alles wat zich maar
een weg knaagt in de massagraven, leek een verplaatsing naar de frontlinie haast een
welkome afwisseling. Maar daar was de chaos compleet: bij elke nieuwe poging vooruit
te komen vielen honderden doden. Overdag kon er niet geslapen worden, terwijl ’s
nachts te midden van stapels rottende lijken en kapotgeschoten loopgraven bevoorraad
en gerepareerd moest worden. Angst, vermoeidheid, onbegrip en de incompetentie van
de leiding waren de enige zekerheden. Zes vreselijke maanden bracht Barthas hier door
en van zijn ervaringen deed hij verslag in zijn “Oorlogsdagboeken”. Zij vormden een felle
aanklacht tegen de onverschillige misdadigheid van de Franse legerleiding tegenover de
erbarmelijke situatie van de manschappen in de loopgraven.


    
                                                                             Louis Barthas       Heuvels rondom Arras


Een onmetelijk zee van 19.000 witte kruizen omspoelt de heuvel van Notre-Dame
de Lorette. Nog eens 20.000 onbekende soldaten liggen er in massagraven.
De overige vonden hun rustplaats thuis. De stilte hier is aangrijpend. Zelfs een
eenzame roofvogel hangt biddend in de lucht. Wanneer ik het grote grindveld
oversteek naar het herdenkingsmonument, schaam ik mij voor mijn luidruchtige
voetstappen. Dit monument voor de Onbekende Soldaat wordt bewaakt door
gepensioneerde militairen die deel uitmaken van de Garde d’Honneur, een select
geüniformeerd gezelschap dat het terrein bewaakt en de bezoeker informeert.
Ik maak kennis met Alexander Keusgen, een jonge man die als eerste Duitser in
dit korps is opgenomen en juist vandaag zijn eerste wacht loopt. Ik ben zijn eerste
bezoeker en ik vraag hem beleefd welke interesse hij –als Duitser- heeft in dit
typisch Franse onderonsje. Alexander is “Fachbuchautor für Militärhistorie” met
als specialiteit de slag van Artois, vandaar. Een profi dus. Hij vraagt me hoelang ik
blijf, want morgen plant hij, samen met de burgemeester, en in het bijzijn van de
TV, een verzoeningsboom. Rijkelijk laat na bijna honderd jaar…



            


   Ceremonie rond de verzoeningsboom in Vendin-Le-Vieil


    
Notre-Dame de Lorette

    
Garde d'Honneur de Notre-Dame de Lorette


Sie sahen die Kameraden fallen.
Das war das Schicksal bei fast allen:
Verwundung, Qual wie ein Tiert, und Tod.
Ein kleiner Fleck, schmutzigrot-
und man trug sie fort und schartte sie ein.
Wer wird wohl der nächtste sein?

-
Kurt Tucholsky
                        

                                  
                                   Deutcher Soldatenfriedhof
                                            Neuville-St.-Vaast / Nord Pas-de-Calais



                                   In het kader van de herdenking "LES CHEMINS DE MÉMOIRE" - 2014,
                                   die van 17e tot 20 april plaats vond in het Noord-Franse Vendin-le-Vieil,
                                   sloegen meer dan 300 acteurs hun kamp op en beeldden het leven van
                                   soldaten uit verschillende perioden van de geschiedenis uit. Meer dan
                                   10.000 bezoekers hebben volgens de organisatie dit evenement bezocht.
                                   Hoogtepunt was hierbij de officiële inhuldiging en de presentatie van
                                   een gedenkplaat bij de "boom van verzoening" op zaterdag 19 april.
                                   Tegelijkertijd vertegenwoordigt de 1 m x 50 cm grote marmeren plaat een
                                   kleine monument voor de Duitse auteur Alexander H. Keusgen.
                                   In twee talen (Frans en Duits) herinnert de plaquette aan het planten van
                                   een verzoeningsboom in maart 2013 met de slotwoorden die Keusgen toen
                                   sprak tijdens zijn dankwoord: "Ein deutscher Baum im französischen Land -
                                   ein deutscher Freund im Freundesland"
.


                                           


                                  
                                   Hier meer info over Alexander Keusgen
                                            en zijn activiteiten voor Notre-Dame de Lorette    
                                   


De heuvel van Vimy is beplant met duizenden dennenbomen, voor elke ge-
sneuvelde soldaat één. Ooit was dit een kale heuvelkam die in september 1915
door de Fransen geprobeerd werd te heroveren ten koste van zeker 100.000
doden. Pas in april 1917 konden de Duitsers verdreven worden door de
Canadezen, die door het graven van gangen onder de Duitse stellingen de
vijand ondermijnden en de hele zaak opbliezen. Daardoor is de bodem nog
steeds pokdalig en getekend door grote en diepe kraters. Het lopen buiten
de paden is hier levensgevaarlijk; er liggen nog immens veel bommen en
granaten in de ondergrond.


         


Tussen groepen luidruchtige scholieren loop ik naar het imposante witte
monument van Vimy. Twee grote pylonen die symbool staan voor de twee
grote gevechten die om deze heuvel tussen Canadezen en Duitsers hebben
plaatsgevonden. Ik beklim de trappen en weet mij omgeven door meer dan
11.000 ingegraveerde namen van vermiste soldaten. Bovenop staat een koude,
snijdende wind. De scholieren houden het snel voor gezien. Ik ben alleen
wanneer ik rond het monument loop. Aan de zijkant is een kleine herden-
kingskrans gelegd. Klaprozen omringen een foto van een besnorde soldaat:
Eric Mackay. Jan 28, 1883 – April 21, 1917. “Not forgotten”, de bloemblaadjes
klapperen in de wind. Ik probeer de zon tussen de twee pylonen te vangen,
maar ach, die donkere wolk… Het begint opnieuw zachtjes te sneeuwen. Als
bevroren tranen vallen de vlokken. Wit op wit. Op Witte Donderdag…




"To the valeur of their countrymen in the Great War
and in memory of their sixty thousand dead
this monument is raised by the people of Canada"


- Inscriptie op het monument





 

De stadswandeling in Arras raffel ik af. Gebrek aan tijd en inspiratie.
Daarvoor heb ik teveel gezien en gedaan vandaag. Het weer is grijs, de
gebouwen zijn grijs en overheersend is het beeld van slecht onderhoud
in deze stad. Misschien niet helemaal eerlijk, maar ik vlucht snel naar
mijn logeeradres in Douai. Het is begin in de avond, niemand thuis,
wachten in de auto, heen-en-weer gebel, duizend maal excuses als de
eigenaar eindelijk komt opdagen. Ik stap over de drempel van een prachtige,
oud pand in de binnenstad. Ik ben de enige gast, de man is ook alleen en
nodigt mij uit voor een goedmakend glas. De hond en de kat kijken af-
wachtend toe. De wijnglazen vullen zich en we klinken op elkaars gezondheid.
We eten radijsjes en nootjes en praten honderduit. De tijd verstrijkt, ik moet
nog aan het werk. Meneer belooft mij een warm drankje later op de avond.
De bouillon smaakt heerlijk bij mijn stokbrood met Emmenthaler uit de Savoie.
Gelukkig eet ik morgen thuis weer warm…



    
                                                     De pleinen van Arras (Atrecht)
    
                                                                                                                             Les Foulons, Douai


Epiloog, vrijdag 29 maart


Ik schrijf de epiloog van dit reisverhaal als ik alweer een dag terug ben uit het
noorden van Frankrijk. Geschreven in de verleden tijd dus. Maar beslist niet in
de voltooid verleden tijd, want het begrip “tijd” is een subjectieve grootheid. Tijd
is waar je uit kunt stappen, tijd kan eeuwig duren, ja zelfs kan de tijd op een
bepaald moment tot stilstand komen. Intussen schrijdt de absolute tijd onver-
biddelijk voort. Het heden opgeslokt door de geschiedenis…

Misschien heb ik de herinneringen aan die periode van de Grote Oorlog van
1914 – 1918, wel zo ervaren bij mijn bezoek aan de voormalige slagvelden aan
de Somme en in Artois. Als momenten in de tijd. Doorleefde tijd, waarbij het
verleden voorschrijdt en de toekomst verslindt en alles wat voortgaat uitvergroot.
Het verleden rust niet en neemt steeds groteskere vormen aan...



    


In het pas geopende museum Louvre Lens, dependance van het grote Louvre
in Parijs, bezocht ik als afsluiting van mijn trip een kleine tentoonstelling over
het tijdsbegrip, als stap terug naar de realiteit van alledag. Meer dan 200 kunst-
werken gelegd langs de tijdlijn van de geschiedenis. Waarin de Grote Oorlog
ontbreekt. Dat was alles behalve schone kunst. Dat was destructie en vuile handen.
Degeneratie en bederf. De Eerste Wereldoorlog viert volgend jaar haar eigen feestje.
Precies honderd jaar geleden begonnen op de Balkan door een laffe moordaanslag
op aartshertog Franz Ferdinand, waarna het vuur van de totale oorlog snel om zich
heen greep. De gebeurtenissen van toen zullen centraal komen te staan in de media,
massa’s oorlogstoeristen zullen naar de voormalige slagvelden trekken. Voor hen
wordt alles in gereedheid gebracht: de toegangswegen naar de monumenten en
begraafplaatsen worden opgeknapt. Faciliteiten worden voor hen ingericht. Het
verleden rust niet en neemt steeds groteskere vormen aan…

Ik was er de stilte van dit vroege voorjaar. Bijna winter nog. Ik bezocht de loopgraaf
Lorette waarin Louis Barthas zijn beruchte oorlogsdagboeken schreef, die wegens
onwelgevalligheid van de Franse legerleiding pas 60 jaar later mochten worden
uitgegeven. Zijn felle aanklacht weerkaatst nog altijd tussen de duizenden witte
kruizen, beroert de verweerde muren van het soldatenkerkhof en slaat uiteen
tegen het machtige herdenkingsmonument: "verspreid je, verspreid je...!


“Lorette! Een sombere naam die beelden van gruwelen en verschrikking oproept:
droefgeestige bossen, holle wegen, vlakten en ravijnen die wel twintig keer veroverd
en heroverd zijn. Hier heeft men elkaar maandenlang, dag en nacht, zonder ophouden
afgeslacht en op die manier van dezer plek een echt massagraf gemaakt. En dat alleen
door de misdadige koppigheid van het hoofdkwartier dat heel goed wist dat deze
manier van oorlogvoeren niet de uiteindelijke beslissing zou brengen…”


In het Louvre Lens werd ik getroffen door een 16e-eeuws beeldje uit Vlaanderen,
voorstellende “de Bewening van Jezus”. De mensenzoon, gestorven voor onze zonden
en na de kruisafname beweend door zijn moeder. Dit beeld en dat van de ommuurde
massagraven van Lorette schuiven in elkaar. Menig moeder kon GEEN afscheid nemen
van haar zoon. Kon hem niet zelf ten grave dragen. Weet hem slechts toevertrouwd aan
bebloede aarde ergens ver van huis. Een jonge Duitser houdt er nu de wacht en heeft
inmiddels -onder ongetwijfeld luid applaus- zijn verzoeningsboom geplant.
Want doodzonden duren soms honderd jaar…







Met dank aan allen die dit reisverslag met interesse gelezen hebben!


La Grange de la herde                           Les Foulons                                          Met dank aan www.reisroutes.be voor de autoroutes
34 rue Emile Debrie                              115 rue des Foulons
                             Picardie en Artois, de stadswandelingen in
80450 Camon                                         59500 Douai                                         Amiens en Arras en alle overige informatie.
Picardi/France                                       Tél. 03 27 86 13 75
grangedelaherde@orange.fr                   lesfoulonsdouai@orange.fr
www.gite-des-hortillonnages.fr              www.lesfoulonsdouai.com


De Oorlogsdagboeken van Louis Barthas [Tonnenmaker] 1914-1918
© 1998, Uitgeverij Bas Lubberhuizen, ISBN 90 76314 519


Foto's werden gemaakt met een Samsung L100 digitale camera.
3D-beelden alleen te bekijken met een rood-cyaan bril
.
Deze wordt op verzoek gratis toegezonden.
Baseck Inc./Marco Polo Productions - © Timeflyer 2013