Trumpan Church - Waternish, Skye - Scotland
 
 

FLESSENPOST
(Voor reisgenoten naar het onbereikbare…)
 

Snel en onomkeerbaar daalt de avond over Waternish, vogelkop van het Schotse eiland Skye. Vandaag  ben ik aangekomen, en eigenlijk is het een wonder dat ik dit afgelegen schiereiland gevonden heb: achter Fairy Bridge ligt het verankerd in de oceaan, opdoemend uit de mist en geteisterd platgeslagen door de meestal aanwezige wind. Bijna geïsoleerd land, overgeleverd aan de wil van de natuur. Hier ben ik naartoe gekomen, hier ook ligt mijn bestemming…

De maan hangt in al haar volheid aan de hemel, een hemel  zó helder, dat de vele sterren die je normaal zou moeten kunnen zien, bijna onzichtbaar blijven. Het is een welhaast magisch moment… De crofters –de armoedige bewerkers van dit karige land-, hebben hun eenvoudige woonsteden verlaten en trekken op naar Trumpan Church. Ik ben niet langer alleen, van alle kanten komen zij toegestroomd en verzamelen zich rond de kerk. Eenvoudig geklede  mannen en de vrouwen die al eeuwenlang de elementen het hoofd bieden met hun trotse, strenge gezichten. En als uit het niets verschijnt daar een boot op zee, zoals dat eeuwen geleden ook gebeurde, toen de Fairy Flag, een vaandel met magische krachten, door een fee geschonken aan William Macleod, aan land werd gebracht om zijn clan te wreken voor een kerkbrand hier in Trumpan. De brand werd aangestoken door de Macdonalds en een grote schare Macleods kwam om in de vlammen. Maar de wraak was vreselijk: onder aanvoering van het vaandel werd het eiland gezuiverd van leden van de clan Macdonald, waarbij menig hoofd van romp werd gescheiden…

Ook het dorp Trumpan verdween, maar hier bij dit kerkje, ver in het noorden van Skye is de stemming opgewonden, men spreekt elkaar toe in een mij onbekende taal. Wel is het mij duidelijk dat het gaat om een belangrijk persoon die zojuist is aangekomen, want er vormt zich een stoet en allen trekken achter hem aan naar het grote kruis op het kerkhof. Ik laat mij meevoeren en sluit mij bij hen aan. Even later sta ook ik voor het meters hoge kruis, met opvallende Keltische versieringen. Is het –naar de oceaan gericht- in staat om de immer aanwaaiende klanken van ver overzee op te kunnen vangen? Gevoelig om signalen uit een andere wereld waar te nemen? Nietig sta ik hier, vol ontzag voor de mannen die in de harde steen van dit kruis de fraaie versieringen aanbrachten, en het hier op de eindbestemming, aan de rand van de baai, oprichtten.

Een toevallige ontmoeting, op een toevallige plek, ergens aan de rand van Europa. Maar ik voel mij geen buitenstaander. Helaas zal ik spoedig afscheid van hen moeten nemen. De stoet zal zich weer in beweging zetten en van hier de hele nacht doorlopen naar de andere kant van het schiereiland. De opkomende zon zal daar langzaam maar zeker de strijd tegen de weerkaatsing van haar eigen licht, van de maan winnen en spoedig heel dit oerland in een gouden gloed zetten.

De volgende ochtend klim ik naar het hoogste punt van het schiereiland om uitzicht te hebben  op de alom tegenwoordige oceaan. Aan de zeekant heeft deze uit mijn verheven positie een groot stuk rots weggeslagen, waardoor ik een vrij zicht heb op het onmetelijke water. Ik kijk neer op de golven die niet opgeven om op de rotsachtige kust in te beuken en in prachtige, steeds wisselde sluiers van zout en water uiteen te waaien. Terwijl ik naar de licht gekromde verte staar onderga ik hier de absolute stilte. Uren zou ik hier kunnen doorbrengen, de rauwe schreeuw van een roofvogel is dan slechts een accent, geen verstoring van deze perfectie. Onder mij de woeste branding, aan de andere kant ligt langzaam aflopend, drassige veenland, vrijwel geheel met mos begroeid. Ik realiseer mij plotseling de hachelijke situatie waarin ik mij bevind. In meerdere opzichten in wankel evenwicht op de rand van deze rots. Nog nooit ervoer ik tegelijk zo'n geluksgevoel, en daarnaast zo'n angst voor het onbestemde, de vrees om al het nieuwe en goede te verliezen… Op de klanken van een verre shakuhachi komen tekstflarden in fragmenten aanwaaien en smeden zich aaneen tot een bijna vergeten lovesong*:

     oh darlin’
     welcome to the wind
     as we sail our ship of dreams
     into uncharted waters
     we're guided by the stars
     and love will lead the heart
     so girl let's fly away

Wat kom ik hier eigenlijk doen? Op zoek naar de culminatie van mijn verering, projectie van mijn verlangen? Vragen en nog eens vragen… Terwijl ik laat in de middag afdaal en een laatste glimp opvang van het spel van aanrollende golven op de roodzwarte, standvastige rotsen waarop de zee een salto mortale uitvoert, doet de wind mij huiveren: Onthaasten is verstuiven, zoals het schuim van de golven in de wind. Ik keer terug naar de baai die er nu geheel verlaten bij ligt. De lucht boven de horizon kleurt rood en purper, de weinige wolken vormen zich een grot van waaruit de zon haar laatste gouden stralen naar het schiereiland stuurt, 'n beeld mij zo vertrouwd, zo gekoesterd, als deelde ik deze kust met Windekind zelf… De ‘Kleine Johannes’… als bewaker van mijn kinderlijke fantasie en het sociale gevoel in mijn grote mensenleven… In het late licht, herlees ik nog eenmaal deze brief voor ik hem durf toe te vertrouwen aan de aangespoelde fles, eens geboortig uit Fleurie, 'n zonovergoten plek in de Bourgogne. Dat valt althans op te maken uit het vage opschrift op het door zout uitgevreten etiket. Nog even hou ik de fles vast bij de hals, en dan... vooruit, daar ga je weer! Vanaf Waternish retour… Eerst nog een lichte aarzeling, maar dan vindt de fles weer het gezelschap van de golven, die hem verder en verder zullen meevoeren… into uncharted waters, guided by the stars…

Cees Sleven, mei 2003.

* Words by Kenny Loggins