GRAERUP, 1991 – Een herfstvakantie in Denemarken
 




                                                In 1991 heeft ons gezin de herfstvakantie doorgebracht aan de Deense Noordzeekust.
                                                Een goede vriendin met haar 3-jarig zoontje is met ons meegereisd. Zij pas weduwe,
                                                kleine Tom plotseling vaderloos. Graerup, een plek waar je je gedachten aan de wind
                                                kunt meegeven en het wuivend helmgras woorden van troost fluistert...

  

Donderdagavond: Weersverwachting voor de Nederlandse Waddenkust: Zware tot zeer zware storm uit het westen.
Terwijl ik mij zorgen maak over een losliggende ladder thuis, realiseer ik mij dat nauwelijks dat 500 meter van hier
diezelfde storm met volle kracht tegen de duinenrij beukt, terwijl de golven uiteenspattend hun schuim verliezen tot in
het helmgras. ’n Laatste lichtstreep boven de horizon doet de asgrauwe lucht nog dreigender lijken, kortom: het is
herfst. Géén prachtige herfstkleuren meer, de nu al bijna kale bomen en struiken staan gekromd van de wind en de
zee afgekeerd. Mijn enige zonmiddag was fantastisch: strijd tussen licht en donker, de fotograaf steeds op het juiste
moment aanwezig. Nietige mens in dit godvergeten landschap. Steeds weer nieuwe motieven, effecten... Spookstad
Graerup... dichtgetimmerd overblijfsel van een pennenstreek. De inwoners moesten hun huizen verlaten toen in 1967
dit gebied van heide en bossen tot militair oefenterrein werd verklaard. Wat overbleef is een soort Drenthe direct
achter de kust, onveilig buiten de paden en juist daardoor met rust gelaten. Quasi boerderijen op de kruising van om-
gewoelde zandstrepen. Oriëntatiepunten voor modern krijgstuig. Graerup-strand... 'n klein gedeelte van de Sonne und
Strand-verhuurcatalogus is hier in de duinen gelegd, 'n stukje Heimat bij de buren.


Aan het begin van de herfstvakantie komt de blikken stroom snel en doelgericht op gang, maar rijdt zich muurvast ter
hoogte van Flensburg. Eerst nog voorzichtig, maar spoedig massaal slaan de portieren open: men hijst zich op aan
zijn imperiaal en rekt zich uit om te kijken wat er aan de hand kan zijn. Men waagt een korte wandeling. Honden en
andere inzittenden urineren. Er wordt koffiegezet, op het wegdek gezeten, foto's gemaakt. Vanaf de oprit klinkt ge-
juich: Er is zojuist een partij volleybal begonnen. Onze doorsnee-vakantie-woning ligt nog ruim 2 uur voor ons. Net zo
snel als de harmonica in elkaar schoof, wordt deze weer uitgerekt en is van enige saamhorigheid geen sprake meer.
Slechts nummerborden volgens contractnummers naar huisjesnummers. Denemarken loopt vol. En wij gaan met de
stroom mee. Waar is het Bretagne-gevoel? In Engeland kon ik me nog redelijk verstoppen. Kan het hier nog wel leuk
worden? Landschappelijk begint het in ieder geval niet erg veelbelovend: vlak en saai tot aan de horizon. Dorpen ont-
breken. De vele windturbines geven aan dit lege land iets futuristisch. De blikken stroom kent steeds meer afhakers,
wat blijft zijn de West-Jutlandgangers, de strandgangers tegen wil en dank. Ik buig van de hoofdweg af en rij op de hei
bij Ede: Tankgrachten, waarschuwingsborden. Modderplassen brengen ons verder de eenzaamheid in. Dan opeens
vreemd gekuifde duinen en op het eerste gezicht willekeurig neergestrooide vakantiewoningen. Onze rit van 750 kilo-
meter eindigt bij een huizenhoog duin met een vuilnisemmer en een brievenbus met nummer 18. Een heuvel met de
vorm van een vulkaan. Een pad loopt naar de noord graat en brengt ons naar de andere zijde: ons vakantieverblijf
voor één week. Zoals de brochure al vermeldde, een meer dan comfortabel houten onderkomen met een aantal ty-
pisch Scandinavische trekjes: Een Jotul-houtkachel, veel licht-grenen en natuurlijk een sauna.

Mede door het grote aantal meegebrachte boodschappen –Denemarken zou 'n duur land zijn- is het zondagse ontbijt
met zijn allen gezellig en overvloedig. Vanaf onze vulkaan is voor het eerst de zee te zien, een donkere streep tegen
een egaal grijze lucht. De aanblik van strand en golven, komend vanuit de duinen, was nieuw voor kleine Tom. Grote
en kleine hand ineengeklemd, 'n beetje bang, de oogjes half dichtgeknepen tegen de wind, stond hij daar, en ik zag
me daar zelf weer staan, voor die eerste keer aan de hand van mijn eigen vader. Het was in Egmond aan Zee... Ik
hield zijn handje nog wat vaster en genoot voor Tom, sombere gedachten verwaaiden met de wind. Even mocht ik
zijn vader zijn. Je bent drie, je leven wordt beheerst door water in je laars en niemand heeft medelijden met je op de
lange weg terug naar huis. Is dit nou wat zij vakantie noemen? Bij de warme kachel, starend in de vlammen, is even
later al het leed alweer vergeten. Ik vraag me af waarom ik eigenlijk bij de radio werk, als ik zie dat iedereen heel
tevreden naar zijn eigen muziek luistert. Een afsluiten van elkaar, ongecontroleerd hard praten alleen als dat nodig
is: technisch wondertjes voor individueel gebruik! Ook de TV staat nog aan. Er komt een reeks onverstaanbare klan-
ken uit, die niemand hoort...

Maandag vroeg op pad voor de grote Ringkøbing Fjord-rondrit die ons eerst brengt door schitterende bos- en heide-
gebieden, gevormd uit eeuwig drijfzand. We beklimmen de Blåbjerg, met zijn 64 meter de grootste zwerfduin van
Denemarken. Voor het eerst komt voorzichtig de camera uit de tas. Ik probeer nog wat te maken van dit ansicht-
kaarten-onderwerp. Ik heb het gevoel met fotograferen drie dagen op schema achter te liggen. Ringkøbing is overvol
en in bezit genomen door Duitsers, die zich verdringen voor het plaatselijke ijspaleis: wanstaltig grote ijsjes voor de
tijd van het jaar. Wij drinken warme chocola in 'n achteraf-cafeetje, slaan wat proviand in voor onderweg en vertrekken
weer. In het stille land, in het dorpje Stadil, dat ligt aan een grotendeels dichtgeslibde lagune, vinden we een 12de-
eeuwse granieten kerk met een prachtig goud altaar. Hier ga ik mijn schade inhalen. We rijden nu naar het oosten en
het landschap krijgt een meer golvend karakter. Met alleen Marjolijn in de auto en met de muziek van Roxette iets te
nadrukkelijk uit de luidsprekers rijden weer richting huis. Gekromde naaldbomen in rijen doorsnijden het land. Ook
hier geen dorpen aan de horizon. Het is hier dus toch anders.

Dinsdag wordt een rustdag. De ochtend besteden Franscien en ik aan het maken van een videofilm over de dichtge-
spijkerde huizen op de heide en filmen nogmaals onze aankomst. lk ben drukker in de weer met de video dan met
foto's maken. Ik verloochen mezelf, wil niet het risico lopen mijn vakantie alleen door een zoeker te hebben gezien,
maar gefascineerd door de techniek en mogelijkheden van dit wonderapparaat, blijft mijn camera voorlopig in de tas.
Dat fotograferen creatiever en kunstzinniger zou zijn, is bij gebrek aan zon, slechts een dooddoener om mijn knagend
geweten te sussen. 's Middags in Ål, een door Oksbøl opgeslokt gehucht, bekijk ik prachtig bewaard gebleven fres-
co's uit de l3de eeuw. Zij verhalen van het leven en de wonderen van St. Nicolaas van Myra: de jonge Nicolaas hoorde
de klacht van een verarmde reder die geen bruidsschat had voor zijn drie huwbare dochters. Hij wierp 's nachts, hier-
door aangedaan, een zak geld door het open venster. Hieruit zou de traditie van het strooien van snoepgoed voor de
brave kinderen zijn ontstaan. Tom gedraagt zich voorbeeldig: "Wie is dat?" wordt er aan hem gevraagd. "Dat is Jezus!"
antwoordt hij resoluut. "En wat doet Hij?" Na enig nadenken: "In de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest,
Amen!" Er wordt hardop om gelachen. St. Nicolaas kijkt fronsend op ons neer... Wie de koek krijgt, wie de gard... De
middag eindigt op de 39 meter hoge vuurtoren van Bl
åvandshuk, de zandige west kaap van Jutland. Op deze "Blauw-
waterhoek" maakt
het land een scherpe bocht, waaraan de branding zich niet wenst te onderwerpen. Uitgewaaid, met
rode konen op het gezicht,
rijden wij in het laatste licht, dwars over de heide, huiswaarts.

Woensdag ben ik alleen met mijn oudste dochter op pad, de anderen verliezen zich in winkelend Esbjerg. Ook wij
vertrekken richting Esbjerg. Vanuit de haven vertrekt de veerboot naar Nordby op Fan
ø, twintig minuten laveren tussen
de zandbanken door. Het is niet druk op de pont. We worden heimelijk gadegeslagen: Gescheiden man heeft dochter
op bezoek voor de herfstvakantie. Die gedachte bespringt me een ogenblik, héél even maar: winkelen in Esbjerg is ook
erg. Foto- en videoapparatuur laten ons nu in de steek: De video heeft lege accu's, mijn fototoestel nog maar een paar
foto's op het rolletje. Een wegwerp cameraatje brengt uitkomst, want Nordby is heel aardig. Na Esbjerg een verademing.
Mooie vakwerkhuisjes uit Fan
ø 's glorietijd: Langwerpige, lage gebouwtjes met strodaken en roodbruine muren. En
mensen in klederdracht; we zijn op Marken, al ben ik daar zelf nog nooit geweest. In een tweehonderd jaar oude schip-
perswoning leren wij de allervriendelijkste museumdirecteur het Nederlandse woord “bedstee”. Tijdens de terugvaart
gaat Esbjerg schuil achter een grijs regengordijn. Esbjerg: Verlaten handelskaden, de stank van rottende vis dringt
overal binnen, roestende vissersvloot, grootste vissershaven van Denemarken. We vluchten naar de Middeleeuwen van
Ribe: Oude vakwerkhuizen, de kloosterhof van het Sanct Catharina Klooster, het archeologisch museum. Marjolijn laat
het gelaten over zich heen komen. In de kathedraal vertel ik haar iets over romaans en gotisch, over Luther en de Beel-
denstorm, teveel kennis voor één middag, kennis die de wind weer meeneemt als boven op de toren het verleden aan
onze voeten ligt. Precies in de tijd van een Sting-cassette rijden we weer door onze spookstad. "When Angels fly" klinkt
het wanneer hemel en aarde met elkaar versmelten. De horizon lijkt uitgegumd, er is zwaar weer opkomst...

De donderdagmorgen is voor mij alleen. M'n sluiter maakt overuren op zoek naar die éne prent. In wissellijst gevangen
vakantieherinnering. Ze liggen voor het grijpen, zon en wolken verdringen zich voor de zoeker. Ik word languit liggend in
het gras gedwongen. Natte knieën... het landschap geeft zich langzaam prijs. Graerup
... Doesburg, via email. Langzaam
wijkt de Deense kust. Kijken in het oog van een stormdepressie, de zon tegemoet... Mijn zon, ieders zon. Ik kan hem nog
net zien door mijn zolderraam. En geniet er nog even intens van…